24932 |
stuifzand |
fijn zand:
fēͅnə zant (K317p Leopoldsburg)
|
fijn droog stof op landwegen [N 27 (1965)]
III-4-4
|
22362 |
stuiken |
in een putje marrebollen:
marrebollen in een putteke (K317p Leopoldsburg)
|
Knikkers in een kuiltje gooien [stoeken, stuiten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18061 |
stuipen |
stuipen:
stèùpə hèbbə (K317p Leopoldsburg, ...
K317p Leopoldsburg),
stuipjes:
stəpkəs hèbbə (K317p Leopoldsburg)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)] || stuipen: Plotselinge spiersamentrekkingen, vaak samen met bewustloosheid; stuipen (stuipen, gaven, convulsies). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17642 |
stuitbeen |
staartbeen:
stetbieën (K317p Leopoldsburg)
|
stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25198 |
stuiven van droog zand of stof |
stoffen:
stoffen.
stoͅfə (K317p Leopoldsburg)
|
beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
31702 |
stuk boomstam |
rol:
rǫl (K317p Leopoldsburg)
|
Stuk van een doorgezaagde boomstam. Zie ook het lemma ɛbollenɛ in de paragraaf over de vaktaal van de kuiper en ɛbolɛ in de paragraaf over de vaktaal van de klompenmaker.' [N 50, 16b; N 75, 115c]
II-12
|
33643 |
stuk grond |
stuk land:
støk lant (K317p Leopoldsburg)
|
Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.]
I-8
|
33712 |
stuk onontgonnen grond |
braakveld:
brǭkfēlt (K317p Leopoldsburg)
|
Een stuk woeste grond, nog niet ontgonnen hei, veen of moeras. [N 27, 4a; N 11, 6; N 11A, 112; ALE 254]
I-8
|
34023 |
stuks -vee |
beesten:
biǝstǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2]
I-11
|
18929 |
stuntelen |
stuntelen:
stuntelen (K317p Leopoldsburg),
verkeerd doen:
zie Vd s.v. "verkerven"door kerven onbruikbaar maken, bederven
verkeerd doen (K317p Leopoldsburg)
|
moeizaam met iets bezig zijn zonder veel te vorderen [haspelen, stuntelen, frotten] [N 85 (1981)] || verkeerd handelen, niet op de goede manier maken [verkerven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|