22355 |
van zijn plaats rollen |
uitdraaien:
uitgedraaid (K317p Leopoldsburg)
|
Van zijn plaats rollen, gezegd van een tol die uitgedraaid is [binnen, birzen, bizzen, brienen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
31872 |
vandiktebank |
marianne:
marišan (K317p Leopoldsburg),
vandiktebank:
vandektǝbaŋk (K317p Leopoldsburg)
|
Schaafmachine waarmee hout aan twee kanten tegelijk van dikte geschaafd kan worden. Zie ook het volgende lemma en afb. 54. [N 53, 85c; monogr.]
II-12
|
22352 |
vanger bij krijgertje spelen |
pakker:
pakker (K317p Leopoldsburg)
|
De persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18808 |
vanzelfsprekend |
natuurlijk:
cf. VD s.v. "natuurlijk"7. (bijwoord) zoals men vanzelf begrijpt, vanzelfsprekend
natuurlijk (K317p Leopoldsburg)
|
vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34297 |
varken |
varken:
verǝkǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkenshuis:
vɛrǝkǝsø̜̄s (K317p Leopoldsburg),
varkenskot:
vɛrǝkǝskǫt (K317p Leopoldsburg)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
trǫx (K317p Leopoldsburg)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
33396 |
varkenswei |
buitenkot:
bø̜̄tǝkǫt (K317p Leopoldsburg)
|
De met een houten schutting of prikkeldraad omheinde ruimte in de open lucht waar de varkens lopen. Vaak wordt de boomgaard als varkenswei gebruikt. [N 5A, 61a; N 76, 41a; A 10, 9e]
I-6
|
18427 |
vaste boord |
col (fr.):
col (K317p Leopoldsburg)
|
kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krøp (K317p Leopoldsburg),
trog:
trǫx (K317p Leopoldsburg)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|