e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
van zijn plaats rollen uitdraaien: uitgedraaid (Leopoldsburg) Van zijn plaats rollen, gezegd van een tol die uitgedraaid is [binnen, birzen, bizzen, brienen]. [N 88 (1982)] III-3-2
vandiktebank marianne: marišan (Leopoldsburg), vandiktebank: vandektǝbaŋk (Leopoldsburg) Schaafmachine waarmee hout aan twee kanten tegelijk van dikte geschaafd kan worden. Zie ook het volgende lemma en afb. 54. [N 53, 85c; monogr.] II-12
vanger bij krijgertje spelen pakker: pakker (Leopoldsburg) De persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur]. [N 88 (1982)] III-3-2
vanzelfsprekend natuurlijk: cf. VD s.v. "natuurlijk"7. (bijwoord) zoals men vanzelf begrijpt, vanzelfsprekend  natuurlijk (Leopoldsburg) vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)] III-1-4
varken varken: verǝkǝ (Leopoldsburg) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12
varkensstal, varkenshok varkenshuis: vɛrǝkǝsø̜̄s (Leopoldsburg), varkenskot: vɛrǝkǝskǫt (Leopoldsburg) De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.] I-6
varkenstrog trog: trǫx (Leopoldsburg) De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d] I-6
varkenswei buitenkot: bø̜̄tǝkǫt (Leopoldsburg) De met een houten schutting of prikkeldraad omheinde ruimte in de open lucht waar de varkens lopen. Vaak wordt de boomgaard als varkenswei gebruikt. [N 5A, 61a; N 76, 41a; A 10, 9e] I-6
vaste boord col (fr.): col (Leopoldsburg) kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
vaste voer- en drinkbak krib: krøp (Leopoldsburg), trog: trǫx (Leopoldsburg) De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6