e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlakbank vlakbank: vlak˱baŋk (Leopoldsburg) Schaafmachine waarmee hout aan één zijde mechanisch vlak geschaafd kan worden. De vlakbank bestaat uit een gietijzeren frame waarop een van twee of meer beitels voorziene as is gemonteerd. Zie ook afb. 53. [N 53, 85b] II-12
vlam vlam: vlam (Leopoldsburg) Vuurtong, vlam (vlam, laai) [N 79 (1979)] III-2-1
vlas hagen hagen: hǭgǝ (Leopoldsburg) Het op rijen zetten van vlas. In de twee Leuvense vragenlijsten is gevraagd naar het "hagen" van vlas of stenen (voor dit laatste zie aflevering II.8, lemma Hagen); wanneer is aangegeven dat de opgave op stenen betrekking heeft, is deze hier weggelaten. [L 1, a-m; L 26, 10] I-5
vlasbraak zwingel: zweŋǝl (Leopoldsburg) Toestel om vlasstengels te pletten. De zwing is een langwerpige afgeronde plank met een handvat om de "scheven" (vergelijk het lemma Hede-, Vlas- of Hennepafval) van het vlas los te slaan. [monogr.; add. uit N 48, 16b] I-5
vlechten tressen (<fr.): WNT: tres, Afl. tressen: vlechten, inz. van haar.  tressen (Leopoldsburg) lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)] III-1-1
vlechtlatten vislatten: veslatǝ (Leopoldsburg) Latten die op korte afstand van elkaar verticaal tussen de regels bevestigd worden. Door de latten worden vervolgens de twijgen gevlochten. [N 4A, 53a; N 31, 45d; Vld] II-9
vlechttwijgen wissen: wesǝ (Leopoldsburg) De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.] II-9
vlees- en spieraanzetting links en rechts op de borst voorborst: vø̄rbø̜st (Leopoldsburg) [N 8, 11; N 8, 31 en 32.2] I-9
vleeskoe vleeskoe: vlɛ̄i̯skuu̯ (Leopoldsburg) Koe die vlezig van bouw is. [N 3A, 149] I-11
vleesmade, larve van de bromvlieg made: moͅj (Leopoldsburg) made, vleeswormpje [N 26 (1964)] III-4-2