34280 |
voer |
voeder:
fui̯ǝr (K317p Leopoldsburg),
vui̯ǝr (K317p Leopoldsburg)
|
Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.]
I-11
|
33354 |
voergang in een dubbele stal |
voedergang:
[voedergang] (K317p Leopoldsburg)
|
In een dubbele stal, waar de koeien met de koppen naar elkaar toe staan, dient de middengang als voedergang en als hij breed genoeg is tevens als opslagplaats voor (groen)voeder. Het lemma omvat benamingen zowel voor de middengang in het algemeen als voor de middengang als voedergang. Zie voor de fonetische documentatie van (voedergang), (voergang) en (voerij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). Zie afbeelding 9. [N 5A, 57a; add. uit N 5A, 48b]
I-6
|
33054 |
voerman op de maaimachine |
afslager:
afslǭgǝr (K317p Leopoldsburg)
|
De opgaven bestaan vaak uit omschrijvingen en er is weinig echte terminologie; vergelijk ook het lemma ''afleggen'' (4.4.3). [N J, 3a; monogr.]
I-4
|
21134 |
voertuig |
voiture (fr.):
voiture (K317p Leopoldsburg)
|
de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17777 |
voet |
voet:
vūt (K317p Leopoldsburg)
|
een voet, (voeten) [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|
21199 |
voetganger |
voetganger:
voetganger (K317p Leopoldsburg)
|
een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31351 |
voetjespasser |
binnenpasser:
benǝpasǝr (K317p Leopoldsburg)
|
Passer met rechte passerbenen die aan het uiteinde naar buiten zijn omgebogen. De voetjespasser wordt gebruikt om de binnenwerkse maat van voorwerpen op te meten. Zie ook afb. 108 en het lemma ɛvoetjespasserɛ in Wld II.11, pag. 60.' [N 53, 193c]
II-12
|
19384 |
voetkussen |
poef:
poef (K317p Leopoldsburg)
|
Kussen voor de voeten als men zit (voetkussen, poef) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22428 |
vogel op de schutsboom |
gaai:
gaai (K317p Leopoldsburg)
|
De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33620 |
vogelverschrikker |
mussenschrik:
myəsənsxriək (K317p Leopoldsburg),
vogelverschrikker:
vogelverschrikker (K317p Leopoldsburg)
|
[ZND 32 (1939)]kruis met lappen in de gedaante van een pop om vogels af te schrikken [Lk 04 (1954)]
I-7
|