id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22685 | waldhoorn | schalmei: schalmei (Leopoldsburg) | Een muziekinstrument van opgerolde schors [toethoren, schalmei, waldhoren, fop, neppen, schermenei]. [N 90 (1982)] III-3-2 |
19477 | walm | walm: walm (Leopoldsburg) | dikke vettige damp of rook (walm, kwalm, blaak, zwalm, galm) [N 90 (1982)] III-2-1 |
17929 | wandelen | wandelen: wandələ (Leopoldsburg) | Wandelen: gemakkelijk en zonder zich in te spannen gaan (wandelen, kuieren, kachelen, tuinen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
24346 | wandluis | wandluis: wantlø͂ͅs (Leopoldsburg), fon. var. van "wandluis"niet overgenomen wanluis (Leopoldsburg) | wandluis [ZND 34 (1940)] || wandluis, weegluis, het platte bloedzuigende insect dat zich overdag schuilhoudt in naden en spleten van houten vloeren enz. [wanlöws, platte pose, bertelemees] [N 26 (1964)] III-4-2 |
17755 | wang | kaak: ko.k (Leopoldsburg), koak (Leopoldsburg), wang: waŋ (Leopoldsburg) | Welk woord gebruikt men in Uw dialect om de vlezige zijkant van het gezicht aan te duiden? Hoe spreekt men het uit? [Lk 05 (1955)] III-1-1 |
18943 | wangedrag | slecht gedrag: slecht gedrag (Leopoldsburg) | een zeer slecht gedrag [gebrak, walebakkerij] [N 85 (1981)] III-1-4 |
18268 | want | want: wanten (Leopoldsburg, ... ) | wanten of handschoenen die de vingers onbedekt laten [meténtjes] [N 23 (1964)] || wanten, met duim maar zonder vingers [N 23 (1964)] III-1-3 |
21743 | wapen | wapen: wapen (Leopoldsburg) | een voorwerp dat bestemd is om iemand letsel toe te brengen of zich ermee te verdedigen [wapen, wapie] [N 90 (1982)] III-3-1 |
21741 | wapenschild | schild: schild (Leopoldsburg) | een bord waarop een wapen [bijv. van een legeronderdeel] geschilderd is [schild, wapie] [N 90 (1982)] III-3-1 |
19714 | wasbord | wasplank: wasplank (Leopoldsburg) | de plank waarover gegolfd zink geslagen is, waarop men vuil goed wast (troffel, roefel, wasbord) [N 90 (1982)] III-2-1 |