18915 |
werklustig |
moedig:
moedig (K317p Leopoldsburg)
|
niet bang voor moeite [moedig, dapper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18305 |
werkschoen |
werkschoen:
werkschoene (K317p Leopoldsburg),
werksXunə (K317p Leopoldsburg)
|
ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
31984 |
werktekening |
uitslag:
ǫwtslax (K317p Leopoldsburg),
werkhuistekening:
węrǝkhǫwstīkǝneŋ (K317p Leopoldsburg)
|
Tekening van een werkstuk of de onderdelen daarvan op schaal of op ware grootte. In het laatste geval spreekt men meestal van een uitslag. Zie ook het lemma ɛuitslagɛ in de paragraaf over de vaktaal van de wagenmaker.' [N 53, 205b]
II-12
|
25135 |
wervelwind |
wervel:
wervel (m).
nəweͅrvəl/ə—kə/—s (K317p Leopoldsburg)
|
wervelwind [hauwmauw, remouw, hauw, ow, mouwmeuke, windroes] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24399 |
wesp |
wesp:
wesp (K317p Leopoldsburg)
|
wesp [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
21704 |
wethouder, schepen |
schepen:
schepen (K317p Leopoldsburg)
|
het door de gemeenteraad gekozen lid van het dagelijks bestuur van een gemeente [wethouder, schepen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31918 |
wetsteen, oliesteen |
leisteen:
lęjstij(ǝ)n (K317p Leopoldsburg),
oliesteen:
ōlǝstij(ǝ)n (K317p Leopoldsburg),
zachte steen:
zaxtǝ stij(ǝ)n (K317p Leopoldsburg)
|
Zachte slijpsteen in een houten blokje of doosje, die wordt gebruikt om de snede van een beitelblad te wetten. De wetsteen wordt voor het gebruik bevochtigd met olie, water of speeksel waardoor verhinderd wordt dat het beitelblad oververhit raakt en dat vrijkomende metaaldeeltjes de poriën van de steen verstoppen. Zie ook afb. 73. [N 53, 49b; N 53, 49d-g]
II-12
|
17864 |
wiebelen |
wiegelen:
wiggələ (K317p Leopoldsburg)
|
Wiebelen: onvast heen en weer bewegen (wiebelen, kwikken, kwikkelen, wiegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19969 |
wieg |
wieg:
wieg (K317p Leopoldsburg)
|
wieg; bak- of mandvormig ledikantje voor zeer kleine kinderen [wieg, krib, zuus] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
33056 |
wiekenstel van de pikbinder |
molen:
mōlǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Constructie van latten die de halmen over het mes van de pikbinder neerbuigt. [N J, 4b; monogr.]
I-4
|