e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilg (alg.) wervenhout: wervenhout (Leopoldsburg) de wilg [Lk 6 (1953)] III-4-3
wilgenkatje kat: katəs (Leopoldsburg), poesje: pūəzəkəs (Leopoldsburg) katjes v. sommige bomen [ZND 34 (1940)] III-4-3
wimpel wimpel: wimpel (Leopoldsburg) een lange smalle vlag [wimpel, vleugel] [N 90 (1982)] III-3-1
wimper wimpel: wimpəls (Leopoldsburg) lange wimpers (haartjes aan de oogleden) [ZND 34 (1940)] III-1-1
wind scheet: scheet (Leopoldsburg) Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)] III-1-1
windroeden windroeden: wentrujǝ (Leopoldsburg) Twijgen die men vastbindt op de naden van de dakschilden om het verwaaien van de dakbedekking tegen te gaan. De bandgaarden werden in L 291 vastgebonden met 'wijden' ('wijǝ') of 'witsen' ('wetsǝ'), in K 353 met 'dekbanden' ('dęk˱banǝ'). In K 316 gebruikte men 'dekgaarden' ('d'k˲gšrǝ') om het stro over de hele lengte van het dak vast te leggen. [N F, 10; N 4A, 34d; monogr.] II-9
windzuiger windhapper: wenthapǝr (Leopoldsburg) Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c] I-9
winkel winkel: wikkel (Leopoldsburg) het huis of een gedeelte van een huis waar koopwaren in het klein worden verkocht [winkel, nering, doening] [N 89 (1982)] III-3-1
winkelhaak winkelhaak: weŋkǝlhǭk (Leopoldsburg), équerre: ēkē̜r (Leopoldsburg) Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak kunnen rechte hoeken worden afgeschreven of worden gecontroleerd op hun haaksheid. Zie ook afb. 103 en het lemma ɛwinkelhaakɛ in Wld II.9, pag. 10 en Wld II.11, pag. 56-57.' [N 53, 187; monogr.] II-12
winst benefice (<fr.): benefice (Leopoldsburg) de opbrengst boven de kosten [winst, voordeel, bonheur, beneficie, rabat, avetje] [N 89 (1982)] III-3-1