18290 |
wit halsboordje |
colletje (<fr.):
ə kŏleͅkeͅ (K317p Leopoldsburg)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
hart:
hɛrt (K317p Leopoldsburg)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
19435 |
wit zand, stooizand |
zand:
zànd (K317p Leopoldsburg)
|
De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
frullenmuts:
frøləmøts (K317p Leopoldsburg)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18616 |
witte kanten muts zonder sierkrans |
floddermuts:
floͅdərmøts (K317p Leopoldsburg)
|
muts, witte kanten ~ zonder kroon als doordeweekse hoofdtooi, door oudere en minder gegoede vrouwen ook s zondags gedragen {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20654 |
witte kool |
witte kool:
witte koeel (K317p Leopoldsburg)
|
[Lk 05 (1953)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwekstɛt (K317p Leopoldsburg),
kwikstaart (K317p Leopoldsburg),
kwikstet (K317p Leopoldsburg, ...
K317p Leopoldsburg),
kwikstaartje:
kwiksteertje (K317p Leopoldsburg)
|
kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)] || kwikstaart, witte [G 04 (1974)]
III-4-1
|
18656 |
witte muts met linten |
lintenmuts:
lentəmøts (K317p Leopoldsburg)
|
muts, witte ~ met linten {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18617 |
witte muts met sierkrans en afhangende linten |
nepenmutsje:
nēpəmøtskə (K317p Leopoldsburg),
cfr. supra 32a.
nēpəmøtskə (K317p Leopoldsburg)
|
muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)] || neepjesmuts, in de betekenis van soort muts; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33913 |
witte vlekken |
wild haar:
welt hǭr (K317p Leopoldsburg)
|
Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s]
I-9
|