19004 |
zich gedragen |
zich voegen:
zich vugen (K317p Leopoldsburg)
|
zich goed gedragen [zich voegen, zich gevoegen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17938 |
zich haasten |
zich spoeden:
ons spoeien (K317p Leopoldsburg),
os.pujə (K317p Leopoldsburg)
|
Zich haasten. We moeten ons haasten om de bus te halen. [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
19319 |
zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon |
tralala hebben:
tralala hebben (K317p Leopoldsburg)
|
een vertoon van grootheid [kasgenade, geneuk, paret] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19047 |
zich inbeelden |
in zijn kop steken:
ook materiaal znd 27, 39
in zənə koͅp stekə (K317p Leopoldsburg),
zich inbeelden:
ook materiaal znd 27, 39
zix inbīəjldə (K317p Leopoldsburg)
|
inbeelden [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18864 |
zich kwaad maken |
zich lastig maken:
zich lastig maken (K317p Leopoldsburg)
|
zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34232 |
zich moeilijk laten melken |
kwade koe:
kwǫj kuj (K317p Leopoldsburg)
|
Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71]
I-11
|
17974 |
zich niet lekker voelen |
niet op zijn stuk:
nīə y(3)̄p zeͅ sty(3)̄ək (K317p Leopoldsburg)
|
hij is niet al te wel; hij is onpasselijk (de echte dialectwoorden hiervoor) [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
18982 |
zich schamen |
zich schamen:
zich schamen (K317p Leopoldsburg)
|
zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19247 |
zich vergissen |
vergissen:
vergissen (K317p Leopoldsburg)
|
het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20496 |
zich verslikken |
verslikken:
verslikkə (K317p Leopoldsburg)
|
Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|