33865 |
bronsttijd |
sturigheid:
størǝxt (K317p Leopoldsburg)
|
Het antwoord op deze vraag leverde meestal adjectieven met de betekenis "bronstig" op. Deze zijn overgeheveld naar het vorige lemma. [N 8, 44]
I-9
|
20769 |
brood |
brood:
bruət (K317p Leopoldsburg),
brôôt (K317p Leopoldsburg)
|
brood [RND] || brood dat niet opgegaan is (brood) [ZND 33 (1940)]
III-2-3
|
25500 |
broodoven |
bakoven:
bakōvǝ (K317p Leopoldsburg)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
21169 |
brug |
brug:
brug (K317p Leopoldsburg),
brøͅx (K317p Leopoldsburg)
|
brug [RND] || een brug die bestaat uit losse planken (vlonder, vonder, til, tilling, kwaak, vondel) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34138 |
brullen |
brullen:
brølǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
21573 |
brutaal |
astrant:
astrant (K317p Leopoldsburg, ...
K317p Leopoldsburg),
ej is ḁstrānt (K317p Leopoldsburg),
frank:
frānk (K317p Leopoldsburg)
|
geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)] || zeer onbeschaamd, zeer brutaal [astrant, ekstrant, onbeschoft] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
17634 |
buik |
buik:
b"k (K317p Leopoldsburg),
buik (K317p Leopoldsburg),
bø̜̄k (K317p Leopoldsburg),
hooizak:
hūi̯zak (K317p Leopoldsburg),
pens:
pɛns (K317p Leopoldsburg)
|
buik [N 10b (1961)] || de buik [ZND 29 (1938)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41]
I-9, III-1-1
|
17635 |
buik (spotnamen) |
pens:
pens (K317p Leopoldsburg),
tonnetje:
tonneke (K317p Leopoldsburg)
|
buik: spotbenamingen [N 10 (1961)] || de buik [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
33886 |
buikkrampen |
koliek:
kǫlik (K317p Leopoldsburg)
|
Met krampen gepaard gaande darmstoornis die hevige pijn veroorzaakt bij dieren, in het bijzonder bij paarden. [A 48A, 5; N 8, 9Oo; monogr.]
I-9
|
18095 |
buikpijn |
buikpijn:
beeukpɛjn (K317p Leopoldsburg),
penspijn:
Vooral m.b.t. dieren.
peͅnspɛjn (K317p Leopoldsburg)
|
ik heb buikpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|