e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

Gevonden: 3307
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dekbare vaars groot rund: gruǝt rønt (Leopoldsburg) Vrouwelijk kalf dat de eerste tochtigheidsverschijnselen vertoont. [N 3A, 21] I-11
deken sarge: səzə (Leopoldsburg) Rechthoekig vaak wollen kleed boven het laken op het bed dat dient als beschutting tegen de kou (sargie, deken) [N 79 (1979)] III-2-1
deklatten daklatten: daklatǝ (Leopoldsburg) De latten op het dak waaraan de stro- of rietbedekking wordt vastgemaakt. [N F, 32b; N 4A, 14a] II-9
deksel van een doodskist deksel: deksel (Leopoldsburg) het deksel van een doodskist [scheel, roef] [N 87 (1981)] III-2-2
dempig dempig: dɛmpex (Leopoldsburg) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
dennenappel dennenkegel: (denne)kegels (Leopoldsburg), dennenknop: denneknoppen (Leopoldsburg, ... ), kegel: kegels (Leopoldsburg) dennenappels [N 75 (1975)] || Kent u dialectbenamingen voor: de denneappels [N 75 (1975)] III-4-3
dennennaalden naalden: naalden (Leopoldsburg, ... ), spelden: spellen (Leopoldsburg, ... ) dennennaalden [N 75 (1975)] || Hoe noemt u: de naalden van naaldhout [N 75 (1975)] III-4-3
dennenwortel penwortel: (m.).  nə peͅnwətəl (Leopoldsburg) penvormige wortel van een denneboom [N 27 (1965)] III-4-3
deugniet deugeniet: deugeniet (Leopoldsburg), kapoen: kapoen (Leopoldsburg) een ondeugend kind [stinkgat, deugniet] [N 85 (1981)] || een ondeugende jongen die allerlei streken uithaalt [pagadder, horzak, luifer] [N 85 (1981)] III-1-4
deuk in een hoed bluts: bløts (Leopoldsburg), əm blyəts (Leopoldsburg), deuk: nən døək (Leopoldsburg) deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)] || een deuk [ZND 33 (1940)] III-1-3