28869 |
driehoek |
zetbord:
zęt˱bǫrt (K317p Leopoldsburg)
|
Een houten tekeninstrument in de vorm van een dichte of uitgesneden driehoek met één hoek van 900. De driehoek wordt gebruikt om verschillende soorten hoeken af te kunnen schrijven en te controleren. [N 53, 190a]
II-12
|
34094 |
driespeen |
driedeem:
drē̜dēm (K317p Leopoldsburg),
driedemer:
drē̜dēmǝr (K317p Leopoldsburg)
|
Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Het is niet altijd goed aan te geven of de benamingen duiden op de koeuier met deze afwijking of op de koe met een dergelijke koeuier. [N 3A, 66] || Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Sommige woordtypen kunnen duiden op een koe die een uier met drie spenen heeft. [N 3A, 117]
I-11
|
18650 |
driesteek |
drietuit:
Drieteut.
drätø̄t (K317p Leopoldsburg)
|
steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34569 |
driewielige kar |
driewielkar:
dręi̯wīǝlkār (K317p Leopoldsburg)
|
Kar die behalve twee grote wielen ook een klein wiel vooraan heeft. Deze kar komt alleen voor in Haspengouw (ten zuiden van de lijn Tongeren-St. Truiden) en heeft dezelfde functie als de stortkar. Het paard trekt deze kar door middel van een zwenghout (zie dat lemma). Er komt ook een variant voor met twee kleine wieltjes vooraan in plaats van √©√©n. Toch is ook dit een kar, aangezien het paard deze ook door middel van een zwenghout voorttrekt en niet, zoals bij een wagen, door middel van een dissel. Voor de driewielige kar worden herhaaldelijk de woordtypen clitchèt en bortelkar opgegeven. Deze opgaven worden behandeld onder het lemma stortkar. [N 17, 41a-b; N G, 51 + 66a-d + 68a; L 27, 64; A 27, 23; A 42, 9a-b; Lu 5, 23, monogr]
I-13
|
18866 |
driftig |
kort ingehangen:
kort ingehangen (K317p Leopoldsburg)
|
vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22655 |
drijftol |
dop:
dop (K317p Leopoldsburg),
doͅp (K317p Leopoldsburg)
|
Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
24939 |
drijfzand |
loopzand:
luəpzant (K317p Leopoldsburg)
|
loopzand [N 27 (1965)]
III-4-4
|
17862 |
dringen |
drummen:
dryəmə (K317p Leopoldsburg),
duwen:
dāəvə (K317p Leopoldsburg)
|
niet dringen ! [ZND 33 (1940)]
III-1-2
|
20499 |
drinken |
lessen:
lessə (K317p Leopoldsburg)
|
drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19574 |
drinkglas |
pint:
pint (K317p Leopoldsburg)
|
drinkglas [RND]
III-2-1
|