e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

Gevonden: 3307
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grond waarop de boerderij staat huisberg: hø̜̄sbęrǝx (Leopoldsburg) Vaak zijn boerderijen op een natuurlijke lichte verhoging in het terrein gebouwd. Naast de meer algemene benamingen van de plek waarop het bedrijf ligt, vinden we dan ook enkele specifiek op die hoogte betrekking hebbende benamingen. Ze staan achter in het lemma bijeen. [N 5A, 74a; A 10, 1; monogr.] I-6
gronden met de grondschaaf uitwroeten: ø̜jt˲vrūtǝ (Leopoldsburg) De bodem van diepe groeven of sponningen met behulp van de grondschaaf uitdiepen en opzuiveren. De grondschaaf wordt met name gebruikt bij het maken van nesten in trapbomen. Dat zijn de groeven waarin de treden, de stootborden en de wellatten van trappen worden ingelaten. Zie ook de lemmata ɛnestɛ en ɛnesten uitschavenɛ in wld II.9, pag. 149.' [N 53, 94] II-12
grondschaaf grondschaaf: grǫntsxǭf (Leopoldsburg), wroeter: vrȳtǝr (Leopoldsburg) Plat schaafje van hout of staal waarvan de schaafbeitel aan de onderzijde ver uitsteekt en waarmee de bodem van diepe groeven verder wordt uitgediept of zuiver geschaafd. Zie ook afb. 48. De grondschaaf wordt door de timmerman, wagenmaker en kuiper gebruikt. De timmerman werkt er onder meer de nesten mee af in trapbomen. Nesten zijn gesloten groeven in de zijstukken van trappen, waar de traptreden, stootborden etc. in worden ingelaten. Zie ook de lemmata ɛnestɛ en ɛnesten uitschavenɛ in wld II.9, pag. 149.' [N 53, 78; N G, 37b; N 55, 114 add.; A 32, 3 add.; monogr.] II-12
groot geploegd middendeel akkerland: akǝrlant (Leopoldsburg), plat stuk: plat støk (Leopoldsburg) Onder het groot geploegd middendeel van een akker wordt verstaan de aan één stuk en meestal in lengtevoren te ploegen hoofdmoot van een akker, die het eerst bewerkt is of wordt. Dit middendeel omvat, op de wendakker(s) en een evt. geerstuk na, de gehele akker. Voor sommige van de hieronder vermelde termen zie men ook het lemma zzoivoor, diep geploegd land. [N 11, 52; N 11A, 125a] I-1
groot voorploegwiel voorwiel: [voor]wīl (Leopoldsburg) Het grote, doorgaans rechter voorploegwiel dat "in de voor" loopt. Van onderstaande termen zijn voorrad, voorwiel, voorrullen ook toepasselijk op het in de voor lopende wiel van een karploeg met twee even grote wielen. Voor het voor-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegvoor. [N 11, 31.II.c; N 11A, 97c] I-1
grote knikker bonket: bongket, boemket, bomket, bommeket (Leopoldsburg) Grosser Wurfmurmel. III-3-2
grote ruzie? bal: bal (Leopoldsburg) een grote ruzie [hora, bal] [N 85 (1981)] III-3-1
grote trom grosse caisse (fr.): grosse-caisse (Leopoldsburg) Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)] III-3-2
grote trom met bekkens pauken: pauk (Leopoldsburg) Een grote trom met bekkens [djingel]. [N 90 (1982)] III-3-2
gruwelijk afschuwelijk: afschuwelijk (Leopoldsburg) grote schrik opwekkend, afschuwwekkend [erg, gruwelijk, ijselijk] [N 85 (1981)] III-1-4