31946 |
hamerbaan |
blad:
blat (K317p Leopoldsburg)
|
Het verstaalde voorvlak van de hamerkop waarmee men op de spijkers slaat. Zie ook afb. 85. [N 53, 126g; N 53, 126c]
II-12
|
31947 |
hamerhuis |
huis:
hǫws (K317p Leopoldsburg)
|
Het gat voor de hamersteel in de kop van de hamer. Zie ook afb. 85. [N 53, 126f]
II-12
|
31945 |
hamerkop |
hamer:
hǭmǝr (K317p Leopoldsburg)
|
Het zwaarste gedeelte van de hamer, waarmee men op de spijkers slaat. Zie voor de verschillende onderdelen van de hamerkop ook afb. 85 en de volgende lemmata. [N 53, 126b-c]
II-12
|
31949 |
hamerpin |
pen:
pɛn (K317p Leopoldsburg)
|
Het schuin aflopende deel aan één kant van de hamerkop. Zie ook afb. 85. De hamerpin wordt onder meer gebruikt om kleine spijkers in het hout te slaan. [N 53, 126d]
II-12
|
31948 |
hamersteel |
steel:
stēl (K317p Leopoldsburg)
|
De, doorgaans houten, handgreep van een hamer. [N 53, 126e]
II-12
|
21731 |
handboei |
boei:
boeien (K317p Leopoldsburg)
|
de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31934 |
handboor, fretboor |
fret:
frɛt (K317p Leopoldsburg),
vrille:
vril (K317p Leopoldsburg)
|
Een kleine boor met een handgreep en met scherpe schroefdraad, die met één hand wordt rondgedraaid. Zie ook afb. 78. De handboor heeft als handvat ofwel een houten dwarsstukje, ofwel een rondgebogen metalen greep. Hij wordt gebruikt om gaten voor te boren en op plaatsen waar men met de omslagboor niet kan werken. [N 33, 132; N 53, 160b; N 53, 168; monogr.]
II-12
|
31940 |
handboormachine, borstboormachine |
handboormachine:
handboormachine (K317p Leopoldsburg
[(voor metaal en steen: met borststeun)]
)
|
Boorapparaat met tandwieloverbrenging, waarbij tijdens het boren met één hand druk wordt uitgeoefend op het handvat en met de andere een hendel wordt rondgedraaid. Sommge handboormachines hebben in plaats van het handvat een plaat die tijdens het boren met de borst aangeduwd wordt. Zie ook afb. 84. [N 53, 174]
II-12
|
21849 |
handel |
commerce (fr.):
commerce (K317p Leopoldsburg)
|
het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21449 |
handelaar |
commerant (fr.):
commergant (K317p Leopoldsburg)
|
iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)]
III-3-1
|