21031 |
kreeft |
kreeft:
krieëft (L289b Leuken)
|
kreeft
III-2-3
|
20804 |
krent |
krent:
Krîntemik, krîntekook
krînt (L289b Leuken)
|
krent
III-2-3
|
20708 |
krentenbol |
brioche (fr.):
Fr. brioche Verklw. briejöske, briejosje
briejosj’ (L289b Leuken),
krentenbol:
Syst. WBD
krintebol (L289b Leuken),
krentenbroodje:
Syst. WBD
krintebreuedje (L289b Leuken)
|
krentebroodje met suiker geglazuurd || Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20707 |
krentenbrood |
krentenmik:
krinte mik (L289b Leuken),
Syst. WBD
krintemik (L289b Leuken)
|
brood waarin krenten gebakken worden [N 29 (1967)] || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34465 |
krielkip |
kriel:
kril (L289b Leuken)
|
Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.]
I-12
|
20120 |
krols |
lopetig:
luîpetig (L289b Leuken),
trillig:
trillig (L289b Leuken)
|
loops
III-2-1
|
33549 |
kroon van een vrucht |
kroontje:
kruuënke (L289b Leuken)
|
kroon ve vrucht
I-7
|
30146 |
kroonlijst |
lijst:
līst (L289b Leuken)
|
Uitspringende sierstrook van bakstenen boven aan de gevel, juist onder de dakgoot. Het woordtype 'muizetand' is specifiek van toepassing op een laag metselwerk waarbij de koppen van de stenen overhoeks worden gelegd, zodat de driehoekige voorsprongen schuine tanden vormen. [N 31, 30a; L 12, 9; monogr.; div.]
II-9
|
24484 |
kruid (alg.) |
kruid:
kroêt (L289b Leuken)
|
kruid
III-4-3
|
20587 |
kruidenjenever |
elsbitter:
soort brandewijn gestookt volgens geheim recept onder toevoeging van aftreksek van alsemplant. Een Limburgse specialiteit
aelsbitter (L289b Leuken)
|
elsebitter
III-2-3
|