19393 |
matras |
matras:
mətras (L289b Leuken)
|
matras
III-2-1
|
18414 |
matrozenpakje |
matrozenpak:
WLD (met aantekeningen)
matrooazepak (L289b Leuken)
|
matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)]
III-1-3
|
18129 |
mazelen |
maasderen:
maasdərə (L289b Leuken),
mazelen:
mazələ (L289b Leuken)
|
Hoe noemt men de besmettelijke kinderziekte waarbij de huid vele kleine rode vlekjes vertoont (Nederl. mazelen)? [DC 25 (1954)]
III-1-2
|
18855 |
medelijden |
compassie:
kompassie (L289b Leuken)
|
medelijden
III-1-4
|
24421 |
meelmijt |
meelworm:
WLD (met aantekeningen)
méélworm (L289b Leuken),
memel:
mv.
meemele (L289b Leuken)
|
meelluis || mijt die in vochtig meel leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33150 |
meelschepje |
meelschup:
męlsxø̜p (L289b Leuken)
|
Een houten vat voorzien van een steel dat diende om droog meel te scheppen. Vergelijk de lemma''s ''graanschop, schepschop'' (6.3.13) en ''graanschep'' (6.3.15). [N 18, 9b]
I-4
|
24422 |
meelworm, larve van de meeltor |
kalander:
klander (L289b Leuken),
meelworm:
WLD (met aantekeningen)
méélworm (L289b Leuken)
|
meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)] || meelworm
III-4-2
|
25524 |
meelzeef |
bloemzeef:
blōmzēf (L289b Leuken)
|
Zeef voor het uitzeven van de zemelen. Volgens de informant van L 291 hebben de zeven op de boerderij alle een ronde vorm met verschillende doorsnee. De rand is een gebogen spaanhout. De grove zeven zijn van vertind draad maar de fijne van koperdraad of van een fijnmazige, geruite stof versterkt met paardehaar. Fijne zeven zijn ook uitsluitend van paardehaar geweven. De informant van L 372 spreekt naast een ronde zeef ook van een vierkantige met een doorsnee van 30-35 cm. Bij het woordtype "mangel" moeten we denken aan een ander soort voorwerp dan een zeef. De informant van Q 95 geeft hierover geen uitsluitsel. Zie afb. 15. [N 29, 13c; N 29, 13b]
II-1
|
32759 |
meer dan een spade diep spitten |
twee spit (omdoen):
twiǝ spēt (L289b Leuken)
|
Om de ondergrond los te maken of naar boven te halen, moet men dieper spitten dan normaal. Men kan dan bij het graven van een voor op elke "bovenste" steek een diepere steek laten volgen, ofwel een gewone voor spitten om deze vervolgens dieper uit te steken. [N 11, 66; N 11A, 148c + d; N 27, 10a add.]
I-1
|
24209 |
meerkoet |
bleshoen:
bleshoon (L289b Leuken),
meerkoet:
maerkoet (L289b Leuken)
|
meerkoet
III-4-1
|