e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leuken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
matras matras: mətras (Leuken) matras III-2-1
matrozenpakje matrozenpak: WLD (met aantekeningen)  matrooazepak (Leuken) matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)] III-1-3
mazelen maasderen: maasdərə (Leuken), mazelen: mazələ (Leuken) Hoe noemt men de besmettelijke kinderziekte waarbij de huid vele kleine rode vlekjes vertoont (Nederl. mazelen)? [DC 25 (1954)] III-1-2
medelijden compassie: kompassie (Leuken) medelijden III-1-4
meelmijt meelworm: WLD (met aantekeningen)  méélworm (Leuken), memel: mv.  meemele (Leuken) meelluis || mijt die in vochtig meel leeft [N 26 (1964)] III-4-2
meelschepje meelschup: męlsxø̜p (Leuken) Een houten vat voorzien van een steel dat diende om droog meel te scheppen. Vergelijk de lemma''s ''graanschop, schepschop'' (6.3.13) en ''graanschep'' (6.3.15). [N 18, 9b] I-4
meelworm, larve van de meeltor kalander: klander (Leuken), meelworm: WLD (met aantekeningen)  méélworm (Leuken) meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)] || meelworm III-4-2
meelzeef bloemzeef: blōmzēf (Leuken) Zeef voor het uitzeven van de zemelen. Volgens de informant van L 291 hebben de zeven op de boerderij alle een ronde vorm met verschillende doorsnee. De rand is een gebogen spaanhout. De grove zeven zijn van vertind draad maar de fijne van koperdraad of van een fijnmazige, geruite stof versterkt met paardehaar. Fijne zeven zijn ook uitsluitend van paardehaar geweven. De informant van L 372 spreekt naast een ronde zeef ook van een vierkantige met een doorsnee van 30-35 cm. Bij het woordtype "mangel" moeten we denken aan een ander soort voorwerp dan een zeef. De informant van Q 95 geeft hierover geen uitsluitsel. Zie afb. 15. [N 29, 13c; N 29, 13b] II-1
meer dan een spade diep spitten twee spit (omdoen): twiǝ spēt (Leuken) Om de ondergrond los te maken of naar boven te halen, moet men dieper spitten dan normaal. Men kan dan bij het graven van een voor op elke "bovenste" steek een diepere steek laten volgen, ofwel een gewone voor spitten om deze vervolgens dieper uit te steken. [N 11, 66; N 11A, 148c + d; N 27, 10a add.] I-1
meerkoet bleshoen: bleshoon (Leuken), meerkoet: maerkoet (Leuken) meerkoet III-4-1