24561 |
beuk |
beuk:
buuëk (L289b Leuken)
|
beuk
III-4-3
|
20180 |
bevallen |
kramen:
kraome (L289b Leuken)
|
bevallen
III-2-2
|
24545 |
bevertjes |
rijertje:
mv.
ri-jjerkes (L289b Leuken)
|
trilgras
III-4-3
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voergang:
voergang (L289b Leuken)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
25231 |
bewolking |
bewolking:
bewolking (L289b Leuken)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25107 |
bewolkte lucht |
bewolkte lucht:
də locht dən heməl is bəwoltj zee jə də sterrə (L289b Leuken)
|
Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)]
III-4-4
|
19613 |
bezem |
bezem:
biəsəm (L289b Leuken)
|
bezem
III-2-1
|
18827 |
bezorgd |
bezorgd:
bezörgtj (L289b Leuken)
|
bezorgd
III-1-4
|
17996 |
bibberen |
bibberen:
bubbere (L289b Leuken),
rijderen:
rie-ə-re (L289b Leuken)
|
beven [rijde, ridde, riere, rijgele, rijere] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
20830 |
bier |
bier:
beer (L289b Leuken)
|
bier
III-2-3
|