18989 |
slimmerik |
linkmiechel:
linkmiechel (L289b Leuken),
uitgekookte, een -:
oetgekoeëkdje (L289b Leuken)
|
slimme, geraffineerde vent || slimmerd
III-1-4
|
20501 |
slok |
slok:
slók (L289b Leuken)
|
slok
III-2-3
|
17695 |
slokdarm |
slokdarm:
slokderm (L289b Leuken)
|
slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18977 |
slons (slodder?) |
brok:
brók (L289b Leuken),
dodsel:
dódzel (L289b Leuken),
falie:
faalie (L289b Leuken),
foek:
foêk (L289b Leuken),
fotskont:
fótskoónt (L289b Leuken),
kwakel:
kwaakel (L289b Leuken),
prut:
prut (L289b Leuken),
sloerie:
sloêrie (L289b Leuken)
|
del, slons || niet propere, vieze vrouw || slecht verzorgde, vies uitziende, slordige vrouw || slonzige vrouw || slordige lui vrouw || slordige vrouw || slordige vrouw, kletstante, vuil wijf || vrfouw die zich niet goed meer verzorgt
III-1-4
|
19894 |
slot |
knip:
knep (L289b Leuken),
slot:
slūət (L289b Leuken)
|
slot
III-2-1
|
17836 |
sluimeren |
sluimeren:
sloemere (L289b Leuken)
|
sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
32543 |
sluitmand |
sluitmand:
slū.tmaŋ (L289b Leuken
[(hierin bewaarde de meid haar kleren als ze in een betrekking ging)]
)
|
In het algemeen een uit wissen gevlochten mand met een deksel. [N 40, 109; monogr.]
II-12
|
33460 |
sluitpin onder aan een poortvleugel |
onderschoude:
oŋǝrsxǭi̯ (L289b Leuken)
|
Een poortvleugel kan aan de onderzijde gesloten worden door een korte metalen stang of pin te laten zakken in een gat in de drempel. Aan de bovenzijde is meestal een ring of haak waardoor de stang in de hoogste stand kan blijven hangen aan een pin als de poortvleugel geopend wordt. [N 4A, 47c]
I-6
|
33459 |
sluitstang boven aan een poortvleugel |
bovenschoude:
bōvǝsxǭi̯ (L289b Leuken)
|
Een poortvleugel kan aan de bovenzijde gesloten worden door een korte metalen stang omhoog te duwen in een gat in het kozijn. De stang heeft aan de onderzijde vaak een handvat dat met de stang gedraaid kan worden achter een pin of in een gleuf om te voorkomen dat de stang zakt. Meestal wordt slechts één van de beide poortvleugels zo gesloten. [N 4A, 47b]
I-6
|
30116 |
sluitsteen |
sluitsteen:
slūtstęjn (L289b Leuken)
|
De steen die als laatste in het midden van de segmentboog wordt geplaatst. [N 32, 19d; monogr.]
II-9
|