20756 |
soep van ingewanden |
rolletjessoep:
Syst. WBD
rulkessop (L289b Leuken)
|
Soep van ingewanden, hart, nieren e.d. (tripsoep?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19513 |
soepketel, waterketel |
marmiet:
mermiet (L289b Leuken)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20882 |
soepkip |
in water gekookte hen:
in water gekookdje hin (L289b Leuken)
|
kip in water gekookt [N 37 (1971)]
III-2-3
|
19521 |
soepterrine |
soepterrine:
sopterrien (L289b Leuken),
soͅptrin (L289b Leuken)
|
soepterrine [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20512 |
soepvlees |
soepenvlees:
soppevleîs (L289b Leuken)
|
soepvlees
III-2-3
|
18196 |
sok |
sok:
ich loup altiet op mien zokkə. Mien vrouw striktj dər mich altiet weer noe veut aan (L289b Leuken)
|
Sokken. Ik loop altijd op mijn sokken als ik thuis ben. Mijn vrouw breit er telkens weer nieuwe voeten aan. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
20724 |
soldaatjes |
krapjes:
krepkes (L289b Leuken),
Syst. WBD Wel van vlees.
krepkes (L289b Leuken),
paardjes:
uitsluitend mv.
pertjes (L289b Leuken),
soldaatjes:
Uitsluitend verklw.
suldäötjes (L289b Leuken)
|
gebakken stukjes brood || stukjes geroosterd brood of blokjes spek, die in de erwtesoep werden gedaan || Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)] || uitgebakken stukjes spek, ook kleine stukjes geroosterd brood bij erwtensoep
III-2-3
|
31504 |
solderen |
solderen:
sǫldiǝrǝ (L289b Leuken)
|
Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.]
II-11
|
33224 |
sorteermachine |
aardappelenmolen:
ɛrǝpǝlmø̄lǝ (L289b Leuken),
sorteermolen:
sǫrtērmø̄lǝ (L289b Leuken)
|
Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32]
I-5
|
33222 |
sorteren met de hand |
omrapen:
ømrāpǝ (L289b Leuken)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|