20342 |
stiefzoon |
stiefzoon:
Ospel
steegzoón (L289b Leuken)
|
stiefzoon
III-2-2
|
20579 |
stiekem eten |
moffelen:
móffele (L289b Leuken)
|
ergens stilletjes zitten te eten
III-2-3
|
18003 |
stijf van vingers en handen |
scheef:
scheif (L289b Leuken)
|
stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19327 |
stijfkop |
knotskop:
knótskop (L289b Leuken),
moeskop:
mooskop (L289b Leuken),
neetoor:
neetoeër (L289b Leuken),
stekel:
stiechel (L289b Leuken),
stijfvreter:
stiêfvrieëteer (L289b Leuken)
|
stijfkop || stijfkop, koppig persoon
III-1-4
|
30015 |
stijve mortel |
droge spijs:
drø̄x [spijs] (L289b Leuken)
|
Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|
19708 |
stoel |
stoel:
stōl (L289b Leuken)
|
stoel
III-2-1
|
19831 |
stoelpoot |
stumper:
stø.mpər (L289b Leuken)
|
poot van stoel
III-2-1
|
24928 |
stof, zandx |
muf:
mouf (L289b Leuken),
pof:
póf (L289b Leuken),
stof:
stoeëf (L289b Leuken),
BNO.
stoôf (L289b Leuken)
|
rul zand, stuifzand, stof || stof in het huishouden
III-4-4
|
19659 |
stofblik |
blik:
bleͅk (L289b Leuken)
|
stofblik
III-2-1
|
19503 |
stofdoek |
stoflap:
stūəflap (L289b Leuken)
|
stofdoek
III-2-1
|