e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leuken

Overzicht

Gevonden: 2725
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blauwsel blauwsel: blau̯səl (Leuken) zakje blauw, werd door de vrouwen gebruikt in de was. Deze kleurstof was verpakt in blauw-wit gestreepte pakjes. Na het spoelen van de was vplgde het bleken met zuiver water, waaraan men blauwsel als bleekmiddel toevoegde III-2-1
bleek bleek: hè zuutter bleik uut (Leuken) bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)] III-1-2
bleek, flets zien bleek uitzien: hè zuutter bleik uut (Leuken) bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)] III-1-2
blekijzer stroop: strø̜jp (Leuken) Gereedschap waarmee men de wissen blekt. Meestal is dit een ijzeren klem die op een zwaar stuk hout bevestigd is. Zie ook afb. 263. Soms wordt ook een gespleten stok gebruikt die in de grond gestoken wordt. Dit laatste is het geval in Stramproy (L 318). In Zonhoven (Q 1) gebruikt men een dikke eiken stok als kliever en in Diepenbeek (Q 71) heeft men daarvoor twee ijzers in een V-vorm. [N 40, 24; N 40, 27; N 40, 30; monogr.] II-12
blij blij: bli-j (Leuken) blij, verheugd III-1-4
blik blik: bliǝk (Leuken) Vertind dun plaatstaal, bladmetaal. [monogr.] II-11
bliksem, bliksemflits weerlicht: werleecht (Leuken), Nb. De "e"van wer... = franse père.  werleecht (Leuken) bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] III-4-4
blikslager blikslager: blīǝkslīǝgǝr (Leuken) Ambachtsman die blik verwerkt en blikken voorwerpen herstelt. [N 66, 55a; Wi 2; L 34, 17a; monogr.] II-11
blind anker blinde anker: blenjǝ aŋkǝr (Leuken) Muuranker dat aan de buitenzijde van de muur niet zichtbaar is. [N 31, 39; N 54, 123a] II-9
bloed bloed: bloot (Leuken) bloed [N 10 (1961)] III-1-1