29814 |
vuurvaste stenen |
vuurstenen:
vø̄̄rstęjn (L289b Leuken)
|
Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.]
II-8
|
25508 |
vuurvaste tegels |
haardstenen:
haartstęjn (L289b Leuken)
|
De vuurvaste tegels waaruit de ovenvloer bestaat. [N 29, 4b; monogr.]
II-1
|
25125 |
waaienx |
waaien:
weije (L289b Leuken)
|
waaien [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21615 |
waarde van 6 stuiver |
krentje:
Opm. Duits geld vroeger hier in omloop.
krentje (L289b Leuken)
|
waarde van 6 stuiver [een schilling?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19005 |
waarheid |
waarheid:
waoret (L289b Leuken)
|
waarheid
III-1-4
|
20440 |
wachthouden bij een dode |
doodbidden:
doeëtbaeje (L289b Leuken)
|
doodbidden
III-2-2
|
17952 |
waden |
baden:
baaje (L289b Leuken)
|
waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
waofel (L289b Leuken),
wafelkoek:
Syst. WBD
waofelkook (L289b Leuken),
Verklw. wäöfelke Waofels woeërte gebakke met ¯n waofeliêzer
waofelkoôk (L289b Leuken)
|
wafel || Wafel [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17943 |
waggelen |
schrankelen:
schrankele (L289b Leuken)
|
lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19477 |
walm |
walm:
wa.lm (L289b Leuken)
|
walm, rook
III-2-1
|