e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leuken

Overzicht

Gevonden: 2725
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broodpap botermelk met brood: Syst. WBD  botermelk mèt broad (Leuken), brokkelpap: Verklw. brokkelpepke  brokkelpap (Leuken) Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)] || zwartbrood, gebrokkeld in botermelk III-2-3
broodrek broodplank: broodplank (Leuken) De houten stellage waarop het brood wordt weggezet. De woordtypen "broodkar", "broodwagen", "moeldedek", wijzen op het gebruik van iets anders dan een houten stellage of plank om het brood op neer te leggen. [N 29, 53] II-1
bruid bruid: broêt (Leuken) bruid III-2-2
bruidegom bruidegom: broêdegóm (Leuken) bruidegom III-2-2
bruidsmeisje bruidje: in het wit gekleed meisje bij huwelijk of processie  bruûtje (Leuken) bruidje III-2-2
bruiloft bruiloft: broêleft (Leuken) bruiloft III-2-2
buffwis buff: bøf (Leuken), buffhout: bøfhǫwt (Leuken), buffwis: bøfwes (Leuken) De gekookte en daarna ontschorste wis. [N 40, 3; monogr.] II-12
bui, regenbui bijs: (meervoud: beeze; verkleinwoord: beeske).  bees (Leuken), boes: ps. blz. 69 van deel 2 (N-W).  boes (Leuken) bui, regenbui III-4-4
buil op het hoofd bluts: bluts (Leuken) buil op het hoofd [buts, buil] [N 10a (1961)] III-1-2
buitendeurtje van het varkenshok varkensstaldeurtje: vɛrǝkǝsstaldø̄rkǝ (Leuken) Het deurtje waardoor het varken de stal in en uit kan lopen. [N 5A, 60f] I-6