e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leuken

Overzicht

Gevonden: 2725
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
domme man achterover: achteroeëver (Leuken), klotskop: klotskop (Leuken), lomperik: loómperik (Leuken), stomme achterover: stómmen achteroeëver (Leuken), stommerik: stómmerik (Leuken) dom persoon || dommerik (fig.) || stommeling, domoor || stommerd III-1-4
domme vrouw dreet: dreêt (Leuken) domme vrouw III-1-4
donderbeestje donderbeestje: dônderbieësje (Leuken), knozeltje: knuûzelke (Leuken) donderbeestje || onweersbeestje III-4-2
donderen donderen: Nb. Voor de "oe"zie vraagnr. 29.  doendere (Leuken) donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderwolk donderkoppen: Nb. "oe"zweemt iets naar o.  doenderkèùp (Leuken) zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: dônder (Leuken), Nb. De "e"van doen... = franse père; voor "oe"zie vraagnr. 29.  doender (Leuken), Nb. Voor de "oe"zie vraagnr. 29.  de doender (Leuken) donder [N 22 (1963)] || donder, onweer || onweer [N 22 (1963)] III-4-4
donker worden, duisteren grauw worden: ’t weurtj grauw (Leuken) schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)] III-4-4
donker, duisterx donker: (de ó zweemt naar oe).  dónkel (Leuken) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] III-4-4
dons, nestveren duivelshaar: wollige haartjes op jong vogeltje  duûvelshaor (Leuken) dons III-4-1
dood (bn.) dood: doeëd (Leuken) dood III-2-2