33610 |
erf |
hof:
hō.f (L289b Leuken)
|
I-7
|
33641 |
erf en omliggende landerijen |
huisblok:
hūsblǫk (L289b Leuken)
|
De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23]
I-8
|
24971 |
ergens, hier of daar |
ergens:
ps. blz. 21 van deel 2 (N-W).
êrreges (L289b Leuken),
evers:
Verouderd BO.
aevers (L289b Leuken)
|
ergens, hier of daar
III-4-4
|
33579 |
erwten- of bonenranken |
ranken:
reng (L289b Leuken)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
20861 |
erwtensoep |
erwtensoep:
Verklw. ertesöpke
ertesop (L289b Leuken)
|
erwtensoep
III-2-3
|
20855 |
eten (ww.) |
bikken:
bargoens Ich bîn zoeë dao, ieërst mót ich nog effe bikke
bikke (L289b Leuken)
|
eten
III-2-3
|
19519 |
etensketeltje |
henkelmann (d.):
inkelman (L289b Leuken)
|
tweelingpannetje (voor soep en aardappelen) om eten naar arbeiders in het veld te brengen (hinkelman) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20719 |
etensresten |
klitsklatsjes:
uitsluitend mv. uitsluitend verklw.
klitskletskes (L289b Leuken),
knauwelen:
Aetj di-j knoûwel zellef mer op
knoûwele (L289b Leuken),
overschot:
Syst. WBD
overschot (L289b Leuken)
|
Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)] || etensrestjes
III-2-3
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
warshout:
wē̜rshǫu̯t (L289b Leuken)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|