17834 |
geeuwen |
gapen:
gaape (L289b Leuken)
|
gapen [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20796 |
geeuwhonger |
geeuwhonger:
gieëhônger (L289b Leuken)
|
geeuwhonger, plotselinge hevige honger en toch kan men geen eten zien
III-2-3
|
33705 |
gegraven waterloop |
waterlossing:
waterlossing (L289b Leuken)
|
In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenquêtes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.]
I-8
|
20692 |
gehakt |
gehakt:
Syst. WBD
gehaktj (L289b Leuken)
|
Fijngehakt vlees (bilber?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17621 |
gehemelte |
gehemelte:
geheemeltj (L289b Leuken)
|
gehemelte [raak, geemel] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
18803 |
geheugen |
geheugen:
gehuuëge (L289b Leuken)
|
geheugen
III-1-4
|
17960 |
gehurkt zitten |
hukje zitten:
huukske (L289b Leuken),
huukske zitte (L289b Leuken)
|
hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] || hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20461 |
geil, wellustig |
hitsig:
hitsig (L289b Leuken)
|
hartstochtelijk, zeer vurig
III-2-2
|
19265 |
gek |
bram?:
bram (L289b Leuken)
|
gek (bijvoeglijk nmw.)
III-1-4
|
19266 |
gek persoon |
flabbes:
flabbes (zn.) (L289b Leuken),
flap:
flap (zn.) (L289b Leuken),
gadenpaap:
gaajepaap (zn.) (L289b Leuken),
geelis:
geelis (zn.) (L289b Leuken)
|
gek || komiek, zot dwaas || komiek, zot, dwaas
III-1-4
|