32786 |
andere eggen |
moren[eg]:
mō ̝ǝrǝ[eg] (L289b Leuken)
|
Dit lemma bestaat grotendeels uit egbenamingen die - vrijwel zonder nadere toelichting - werden opgegeven in antwoord op woordvragen (pineg, spijkereg, beiteleg, worteleg, wenteleg en slede-eg). Voor ''eg'' en ''eg'' zie het lemma ''eg''. [N 11, 72a + c + d + g + i + j; N 11A, 168 + 169a + c + e + f + i + j; div.; monogr.]
I-2
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
ângel (L289b Leuken)
|
angel
III-4-2
|
20854 |
anijs |
anijs:
Anijs wordt in de jacht gebruikt, vermengd met het voer, om fazanten te lokken
anniês (L289b Leuken)
|
anijs
III-2-3
|
33621 |
anjelier |
genoffel:
snoffele (L289b Leuken)
|
[DC 17 (1949)]
I-7
|
21251 |
anker |
anker:
aŋkǝr (L289b Leuken)
|
Stuk ijzer dat wordt gebruikt om muren, vloeren, gordingen etc. met elkaar te verbinden. Het is gewoonlijk samengesteld uit een schieter en een veer. De schieter vormt het metalen onderdeel aan de buitenzijde van de muur en bestaat uit een metalen staaf die in het midden een nok heeft. De veer brengt de verbinding tussen schieter en muur of vloer tot stand. Schieter en veer kunnen met behulp van één of meer spieën aan elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 72. De woordtypen 'strijkanker', 'trekanker' en 'strekanker' worden specifiek gebruikt voor een anker waarvan de veer in de dwarsrichting over twee of drie balken ligt. Het dient om muren te verankeren die evenwijdig lopen met de balklaag. [N 31, 38; N 4A, 51b; N 54, 123b; N 54, 124a; N 54, 126; monogr.]
II-9
|
33488 |
appel, overige soorten |
appel:
appel (L289b Leuken),
court-pendu (fr.):
korsteel, zure bewaarappel
karpeduu (L289b Leuken),
eysdener klompje:
iësdere klûmpke (L289b Leuken),
heggenappeltje:
kleine wilde appeltjes die in oude heggen voorkomen
hegke-eppelkes (L289b Leuken),
kookappel:
kookappel (L289b Leuken)
|
appel || appel, soort || appeltjes
I-7
|
20638 |
appelbol |
pijlappel:
Een geschilde appel met verwijderd klokkenhuis, gevuld met suiker en kaneel, in deeg gerold en gebakken
piêlappel (L289b Leuken),
Syst. WBD
pielappel (L289b Leuken)
|
appelbol || Appelbol (krollebol, kokkerebol, kollemol, zomerbroodje, appelbol, appelbroodje, ballebuuze?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20698 |
appelmoes |
appelenmoes:
appele moos (L289b Leuken),
Verkl. appelemeuske
appelemoos (L289b Leuken),
appelenpruts:
appellepruts (L289b Leuken),
appelmoes:
Syst. WBD
appelmoos (L289b Leuken),
prus:
prus (L289b Leuken),
prut:
prut (L289b Leuken)
|
appelmoes || Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)] || appelmoes [trot, trut] [N 38 (1971)]
III-2-3
|
33497 |
appelsteel |
peel:
peel (L289b Leuken)
|
steeltje ve appel of peer
I-7
|
20744 |
appeltaart |
appeltaart:
Syst. WBD
appeltaart (L289b Leuken)
|
Appeltaart (tartepom?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|