e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haverzak kopzak: kǫp˲zak (Leunen) Zak, gevuld met haver, die men een ingespannen paard omhangt om het te laten eten. [N 13, 90; monogr.] I-10
hazelaar hazelstruik: hazelstroek (Leunen), hazenotenstruik: -  hazenotestroek (Leunen), kronkelboom: met grillig gevormde takken  krònkelboeëm (Leunen) hazelaar, soort || hazelnoot - boom (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] || hazelstruik [SGV (1914)] III-4-3
hazelnoot hazelnoot: hazelnoot (Leunen), hazenoot: -  hazenoot (Leunen) hazelnoot [SGV (1914)] || hazelnoot - vrucht (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] III-4-3
hazenleger hazenleger: hazelaeger (Leunen), leger: laeger (Leunen) hazeleger || leger ve haas III-4-2
hazenpad, wissel van een haas hazenpadje: hazepedje (Leunen) hazepad, looppad ve haas III-4-2
hecht van een mes heft: hèlft (Leunen) heft [SGV (1914)] III-2-1
heen en weer (bewegen) op en af: heej löpt op en af (Leunen) heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)] III-4-4
heerbroer heerbroer: hieërbruūr (Leunen) heerbroer III-2-2
heermoes kattenstaart: kattestárt (Leunen), -  kattestárt (Leunen), kattestaart: katǝstart (Leunen) Equisetum arvense L. [DC 17 (1949)] || Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.] || paardestaart, onkruid I-5, III-4-3
heerneef heerneef: hieërnaef (Leunen) heerneef III-2-2