22358 |
hoepel |
bandel:
bandel (L211p Leunen, ...
L211p Leunen),
bāndel (L211p Leunen)
|
Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)] || hoepel [SGV (1914)]
III-3-2
|
22359 |
hoepelen |
bandelen:
bandele (L211p Leunen)
|
hoepelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
34619 |
hoepels van de huifkar |
huifbeugels:
hufbø̄gǝls (L211p Leunen)
|
Houten hoepels waarover de huif gespannen werd. De hoepels werden in krammen tegen de zijplanken bevestigd. Meestal waren er vijf, waarvan de voorste naar voren helde. [N 17, 74 + 99]
I-13
|
18017 |
hoest |
hoest:
hoest (L211p Leunen)
|
hoest [SGV (1914)]
III-1-2
|
32937 |
hoeveelheid hooi die men opsteekt |
armvol:
ɛr(ǝ)vǝl (L211p Leunen)
|
De hoeveelheid hooi die de opsteker in één keer met z''n gaffel aangeeft aan de optasser. Zie voor het vocalisme van het woordtype riek de opmerking in de semantische toelichting bij het lemma ''houten schudgaffel'' en bij het lemma ''hooihark''.' [N 14, 118; A 34, 5a]
I-3
|
25414 |
hoeven verwijderen |
met de bijl afhouwen:
met dǝ bīl āfhǫwǝn (L211p Leunen)
|
Eerst wordt de gehele poot verwijderd van het lijf en dan worden later de hoeven van de poot gekapt. Het kan zijn dat sommige antwoorden eerder duiden op het begrip "poot verwijderen" dan op "hoef verwijderen". [N 28, 46; monogr.]
II-1
|
32445 |
hoge klomp |
huifklomp:
hūf[klomp] (L211p Leunen),
kapklomp:
kap[klomp] (L211p Leunen)
|
Klomp met een hoge en lange, tot boven de wreef doorlopende kap. De klompopening sluit bij dit type klompen goed om de voet zodat er geen klompenriem nodig is. Zie ook afb. 259. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ. De kapklomp die in en rond Venray (L 210) bekend was, was een luxe hoge klomp die versierd was met koperen spijkers. Hij was volgens het Venrays woordenboek (pag. 227), ondanks de hoge kap toch van een leren band voorzien en werd op zondag gedragen.' [N 24, 70b; monogr.]
II-12
|
26581 |
hol scherpen |
hol scherpen:
hōl sxęrpǝ (L211p Leunen)
|
De groeven hol maken. [N O, 34c]
II-3
|
24323 |
hom |
gritselkuit:
gritselkoet (L211p Leunen),
kraaltjeskuit:
krellekeskoet (L211p Leunen),
melkkuit:
melkkoet (L211p Leunen),
ritselkuit:
ritselkoet (L211p Leunen)
|
hom vd vrouwtjesvis || hom, mann. viszaad
III-4-2
|
24324 |
hommel |
hommel:
homel (L211p Leunen),
hòmmel (L211p Leunen)
|
hommel [SGV (1914)] || hommel, wilde brombij
III-4-2
|