e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hul hul: hul (Leunen) hul (kap) [SGV (1914)] III-1-3
hulp, bijstand hulp: hölp (Leunen) hulp, bijstand III-1-4
huurhuis huurhuis: hūūrhŭŭs (Leunen) huurhuis [SGV (1914)] III-2-1
huurpenning huurpenning: huurpenning (Leunen) huurpenning [SGV (1914)] III-3-1
huwelijk echt: aecht (Leunen), houwelijk: houelijk (Leunen) huwelijk [SGV (1914)] || huwelijksverbintenis III-2-2
huwelijksgeschenk bruidstoebaat: bruudstoebaat (Leunen) huwelijksgift III-2-2
huwelijksuitzet inbreng: ienbreng (Leunen) bruidsschat, inbreng in huwelijk III-2-2
iemand luidruchtig berispen kijven: kiēve (Leunen) kijven, met hoge stem verwijten maken III-1-4
ijs (alg.) ijs: ies (Leunen) ijs [DC 03 (1934)] III-4-4
ijsnagels ijsnagelen: īsnē̜gǝl (Leunen  [(enk -nāgǝl)]  ) Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.] II-11