20008 |
aster (aster sinensis) |
aster:
as’ter (L211p Leunen)
|
asterbloem
III-2-1
|
26236 |
aswiel |
kroonrad:
krōnrat (L211p Leunen)
|
Het grote kamwiel aan de molenas van de windmolen dat tot taak heeft de draaiende beweging van de as over te brengen op het spijlenrad. Zie ook afb. 49 en 64.2. Het is een wiel waarvan de tanden haaks of met een hoek van 45o op het vlak van het rad staan. Wanneer de molen niet voorzien is van een apart aswiel voor de reminrichting is rond het aswiel de zgn. vang bevestigd. Zie ook het lemma ɛgroot kamradɛ. Het betreft daar materiaal met betrekking tot het vergelijkbare kamwiel in watermolens.' [N O, 11a; A 42A, 8; Sche 38; monogr.]
II-3
|
22897 |
aswoensdag |
asgoensdag:
Aschgoensdag (L211p Leunen)
|
Aschwoensdag [SGV (1914)]
III-3-3
|
19561 |
aszeef |
assenzift:
âssezift (L211p Leunen)
|
aszeef
III-2-1
|
33499 |
augurk |
komkommertje:
kumkummerke (L211p Leunen)
|
augurk
I-7
|
31935 |
avegaar |
effer:
ɛfǝr (L211p Leunen)
|
Grote handboor met schroef- of lepelvormig uitlopend boorijzer dat met een dwarsstang wordt rondgedraaid en dient om zeer diepe en/of wijde gaten te boren. Zie ook afb. 79 en 80. De avegaar wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de naven van karwielen mee uit, terwijl de klompenmaker de avegaar gebruikt om er aan de binnenkant van klompen hout mee weg te halen. Dit lemma bevat alleen algemene benamingen voor de avegaar (onder A), de schroefavegaar (onder B) en de lepelavegaar (onder C). Specifieke uitvoeringen van de avegaar zoals die bijvoorbeeld door de kuiper, de klompenmaker en de wagenmaker worden gebruikt, worden behandeld in de paragrafen over de terminologie van deze beroepen. Vgl. voor het woordtype never, dat werd opgegeven door respondenten uit Swalmen, Geulle en Valkenburg (L 331, Q 18, Q 101) ook het Limburgs Idioticon, pag. 176, s.v. never, ø̄Kruisboor. Geh. Kempenlandø̄ en voor het woordtype borendrouw uit Eupen (Q 284) RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄. Met de lepelavegaar werken werd in Hasselt (Q 2) uitbuikeren (ø̜̄ǝt˱bø̜̄.kǝrǝ) genoemd. [N G, 32a; N 53, 167a-c; L 32, 35; A 32, 8; monogr.]
II-12
|
25073 |
averechts, achterstevoren |
achterstevoren:
áchtersteveur (L211p Leunen),
(dit is een variant van áchtersteveur).
echtersteveur (L211p Leunen),
echterstevurre (L211p Leunen),
áchterstevurre (L211p Leunen),
averechts:
ávverechs (L211p Leunen)
|
achterstevoren, averechts
III-4-4
|
20582 |
avondmaal |
avondeten:
aovend ɛ̄te (L211p Leunen),
aovendèète (L211p Leunen),
aovuntète (L211p Leunen),
aevesaete
aovendaete (L211p Leunen),
avondkost:
aovendkaost (L211p Leunen),
avondseten:
ōͅvəs˂ēͅtə (L211p Leunen),
avondskost:
Bruun boeëne mit spek is gennen aovekaos(t)
aoveskaos(t) (L211p Leunen),
eten:
èète (L211p Leunen),
Æte = warm eten
ɛ̄te (L211p Leunen)
|
avondeten || avondkost || de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 20 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: avond [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
20546 |
azijn |
azijn:
ázien (L211p Leunen),
edik:
Ki‰ke as eek: zuur kijken Mit eek vángde gén vli‰ge: Met snauwen krijgt men niets gedaan
eek (L211p Leunen)
|
azijn
III-2-3
|
18282 |
baalschort |
baal:
baal (L211p Leunen),
baalscholk:
baalschòllek (L211p Leunen)
|
zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|