e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
balletje bij het bikkelen bikkel: bikkel (Leunen) Het balletje of de knikker. [N R (1968)] III-3-2
balorig balorig: balŏaerig (Leunen) baloorig [SGV (1914)] III-1-4
baluster trappespijl: trapǝspil (Leunen), trapspijl: trapspil (Leunen) Spijl van een trapleuning. [N 55, 138; monogr.] II-9
band band: bānt (Leunen) In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.] II-12
bandiet bandiet: bandiet (Leunen) bandiet [SGV (1914)] III-3-1
bang angstig: engsteg (Leunen) angstig III-1-4
bangerik bangeschijter: bánge schieter (Leunen), schijtboks: schietbòks (Leunen), schijterd: schieterd (Leunen), schijthuis: schiethuus (Leunen), schijtkeutel: schietkeutel (Leunen), schijtkont: schietkoont (Leunen), schouwerik: schòwwerik (Leunen) bang persoon || bangerik || bangerik, angsthaas III-1-4
barbeel snorrekater: bruin gevlekte vis van ong 15 cm.  snorrekater (Leunen) barbeel (witvis) III-4-2
barensweeën ween: weeje (Leunen), O(ud) V(enraays)  wieëje (Leunen) barenswee III-2-2
barrevoets barrevoets: berrevoets (Leunen) barrevoets [SGV (1914)] III-1-3