e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korst broodkorst: De broeëdkaorste staeken m: het gaat hem te goed  broeëdkaorst (Leunen) broodkorst III-2-3
kortademig dempig: dempig (Leunen) dempig [SGV (1914)] III-1-2
korteling korteling: kǫrtǝleŋ (Leunen) Korte steigerpaal die aan één uiteinde draagt op de aanbinder en aan de andere kant in een in de muur uitgespaard steigergat. Over de kortelingen komen de steigerplanken te liggen die de steigervloer vormen. Zie ook afb. 18. [N 32, 3b; monogr.] II-9
kortwieken kortwieken: kortwikǝ (Leunen), leewieken: lēwikǝ (Leunen) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
kostganger kostganger: kostganger (Leunen) kostganger [SGV (1914)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: karmenaaj (Leunen), kármenaaj (Leunen), kotelet: kortelet (Leunen), wordt soms bedoeld  kotelet (Leunen), zie kortelet  kòttelet (Leunen) carbonade met been || gebraden varkensrib (karbonade) [DC 30 (1958)] || karbonade || kotelet III-2-3
koud, mistig en somber weer donker (weer): met lengteteken op de a  dŏŏnker wär (Leunen, ... ), moekachtig: moekaechteg (Leunen), moekig: moekeg (Leunen), moekweer: moekwaer (Leunen) donker [~ weer] [SGV (1914)] || mistig, nevelig || weer [donker ~] [SGV (1914)] III-4-4
koude noordenwind, bijs koude wind: enne kalde wiend (Leunen) koude [een ~ wind] [SGV (1914)] III-4-4
kous: algemeen kous: kous (Leunen) kous [SGV (1914)] III-1-3
kousenband bindel: bendel (Leunen) kousenband [N 07 (1961)] III-1-3