id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
32572 | bemesten | mesten: mestǝ (Leunen) | De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.] I-1 |
32769 | benamingen van de eg naar het aantal hoofdbalken | vierbooms[eg]: vīrbu ̞ǝms˱[eg] (Leunen), vijfbooms[eg]: vif˱buǝms˱[eg] (Leunen) | De driehoekige (houten) eg had gewoonlijk maar twee hoofdbalken die van voren (bij het aanspanningspunt) met elkaar verbonden waren en verder naar achteren door enkele scheien uiteen gehouden werden. De vierhoekige eg had soms drie, maar meestal vier tot zes hoofdbalken, al naar gelang de grootte. In de betrokken woordtypen hieronder vertegenwoordigt drie tevens dialectvarianten van het type drij. Varianten van de typen twee- t/m zesboomseg hebben in het lid booms soms het vocalisme (umlaut) van de plaatselijke meervoudsvorm van boom. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie de toelichting bij het lemma ''eg''. [N 11, 75; N 11A, C] I-2 |
31690 | benedenstuk van de boom | konteinde: kōnt˱ē̜nt (Leunen) | Zie ook afb. 1a. [N 50, 7a; N 75, 86c; monogr.] II-12 |
19287 | benieuwen | s nieuws zijn: ’s neejs (Leunen) | benieuwd, nieuwsgierig III-1-4 |
25054 | bepaalde hoeveelheid | bonk: boonk (Leunen), kwak: (verkleinwoord: kwekske; meervoud: kwek). kwák (Leunen), smoek (geld): (erfwoord - geërfd van onze grondtaal, het Nederrijns). smoek (Leunen), (verkleinwoord: smuukske; meervoud: smuuk). smoek (Leunen) | bepaalde hoeveelheid || bepaalde hoeveelheid (geld) III-4-4 |
18932 | beredderen | beredderen: berèddere (Leunen) | beredderen [SGV (1914)] III-1-4 |
25965 | bergmolen | beltmolen: bęltmø̄lǝ (Leunen) | Een bovenkruier die op en voor een gedeelte in een kunstmatige heuvel is gebouwd. Zie ook afb. 8. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32d; Sche 5; monogr.] II-3 |
24560 | berk | berk: betula alba baerk (Leunen), berkenboom: baerkenboeëm (Leunen) | berk || berkeboom III-4-3 |
19540 | berkenbezem | rijsbezem: riēsbessem (Leunen), rijzerbezem: meest linkse van rijshout gemaakt rīēzenbessem (Leunen) | bezem (soorten) [DC 15 (1947)] || bezem, gemaakt van berketakken III-2-1 |
24802 | berkenblad | berkenblad: baerkeblad (Leunen) | berkeblad III-4-3 |