e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muilband knuppelband: knøpǝlbant (Leunen) IJzeren band rondom de borst en de las. Zie ook afb. 36. [N O, 1k] II-3
muilband, bovenste band van de schoof kruisband: krȳs[band] (Leunen) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
muilpeer muilpeer: moelpär (Leunen) muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)] III-1-2
muis muis: moes (Leunen) muis [SGV (1914)] III-4-2
muis (mv.) muis (mv.): mūūs (Leunen) muizen (mv.) [SGV (1914)] III-4-2
muisjes muisjes: Bij n neej ki‰ndje kriede duk beschuut mit muËskes MuËske,muËske,muËske, geft mij òwwen neejen tând, dan kriede gij dn âlde  muūskes (Leunen) muisje,soort hagelsagkorrel III-2-3
muizen muizen: muze (Leunen), jagen van de kat op muizen  moēze (Leunen, ... ) muizen || muizen (ww) [SGV (1914)] III-2-1
mul (zand) mul: mŭl (Leunen) mul [SGV (1914)] III-4-4
mulle grond mulle grond: mølǝ grōnt (Leunen) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8
muntige koe guste koe: gøstǝ [koe] (Leunen) Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28] I-11