e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
okkernoot noot: noot (Leunen), noot, vrucht (Leunen), note (Leunen), -  noot (Leunen), walnoot: -  walnoot (Leunen) noot || noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)] I-7
olie olie: olie (Leunen) olie [SGV (1914)] III-2-3
oliebol oliebol: òlliebol (Leunen) oliebol III-2-3
olielamp snotneus: snòtneus (Leunen) \'t Oudste bekende olielampje III-2-1
olieverf olieverf: oli[verf] (Leunen), ōli[verf] (Leunen) Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9
omheining gelènder (d.): gelender (Leunen) traliehek als afscheiding III-2-1
omhelzen omhelzen: umhelze (Leunen) omhelzen [SGV (1914)] III-1-2
omslagboor borstboor: bǭrs˱bōr (Leunen) Houtboor met een houten of metalen C-vormige booromslag waarmee een draaiende beweging wordt gegeven aan het boorijzer. Zie ook het lemma ɛomslagboorɛ in Wld II.11, pag. 84.' [N 53, 160c; monogr.] II-12
omwalde akker kamp: kamp (Leunen) Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.] I-8
omweiden omscharen: ømsxǭrǝn (Leunen) Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.] I-11