e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oude grassoorten hazebrood: hāzǝnbruǝt (Leunen), smelen: smēlǝ (Leunen), watergroes: wātǝrgrūǝs (Leunen), windgras: wint˲[gras] (Leunen) De hieronder vermelde woorden werden opgegeven op de vraag naar verschillende oude grassoorten. Na de lexikale eenvoud van het vorige lemma ''gras'', leverde deze vraag een grote oogst aan plantennamen op. Het is echter lang niet altijd duidelijk welke botanische grassoort nu precies bedoeld wordt; eenzelfde plantenvolksnaam kan immers in de ene streek een andere botanische familie of afdeling aanduiden dan in de andere streek. Naast de oude grassoorten blijken óók en vooral wilde grassoorten te zijn opgegeven die juist niet voor de weidebouw van belang zijn, maar waarmee de landbouwer en veeteler te maken heeft om ze van zijn cultuurgrond weg te houden, onkruid derhalve. Zie ook de lemma''s ''zuring'' en ''distel'' en de benamingen voor het onkruid in de akker in de aflevering over de Akkerbouw (WLD.I.1.4). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. Het lemma bevat enkelvouden en meervouden.' [N 14, 82; monogr.] I-3
oude man knikker: knikker (Leunen), oude guil: oorspr.: voor afgeleefd paard, oude knol  âlde guūl (Leunen), oude man: enne alde man (Leunen) oude [een ~ man] [SGV (1914)] || oude man || oude man (ironisch) III-2-2, III-3-1
oude vrouw mensje: meenske (Leunen), wijfje: wiēfke (Leunen) oud klein vrouwtje || oude vrouwtje III-2-2
oudejaarsavond oudjaarsavond: altjaorsòòvent (Leunen) Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)] III-3-2
ouderlijk huis ouderlijk huis: elderlek huus (Leunen, ... ), âlderlek huus (Leunen), stamhuis: huis dat al heel lang eigendom van de familie is en waarin men geboren is  stámhuus (Leunen) ouderlijk huis || stamhuis III-2-2
ouders oudelui: âldeluuj (Leunen), soms  āldelüj (Leunen), ouderpaar: âlderpaar (Leunen), ouders: alders (Leunen, ... ), elder (Leunen), elders (Leunen, ... ), âlders (Leunen) ouder (= vader, moeder) || ouderpaar || ouders [SGV (1914)] || ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)] III-2-2
ouderwets ouderwets: alderwets (Leunen) ouderwets [SGV (1914)] III-1-3
oudhollandse pan holle pan: hōl pan (Leunen) Holle dakpan zonder zijsluitingen. De woorddelen ɛpop-ɛ en ɛwijpje-ɛ in de woordtypes poppan (K 278, L 316a) en wijpjespan (L 414) verwijzen ernaar dat bij dit soort pannen de kieren doorgaans werden gedicht met behulp van bosjes stro, de zgn. ɛpoppenɛ.' [N 32, 44c] II-8
overdragen overdragen: overdragen (Leunen) Het overschrijden van de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 44] I-11
overgordijn gordijn: Achter de gerdiene gaon: gaan slapen Schón gerdien hebbe, már gén lakes: zich beter voordoen dan men is  gerdien (Leunen) gordijn III-2-1