e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paardestal paardsstal: pę ̞rts[stal] (Leunen) De stal of ruimte waar het paard of de paarden staan. Het woordtype voerderij voor voergang in de paardestal kan wel uitbreidend gebezigd worden voor de paardestal in zijn geheel. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). (Paardsstal)-varianten waarvan het (stal)-gedeelte een kleurloze vocaal vertoont, zijn voluit en fonetisch genoteerd, omdat deze tweede component als simplex niet voorkomt met een kleurloze vocaal. Zie de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5, 105e; A 10, 9c; L 38, 26; Wi 18; S 50; monogr.; add. uit N 5A, 59 en 73a] I-6
paardetuig getuig: gǝtyx (Leunen) De naam voor het paardetuig in het algemeen. [JG 1a, 1b; N 13, 80; monogr.] I-10
paardsknecht, eerste knecht grote knecht: gruǝtǝ [knecht] (Leunen), paardsknecht: pɛrts[knecht] (Leunen) Bij grote bedrijven was er vaak een eerste en een tweede paardsknecht; de eerste ploegde, egde, enz.; de tweede deed meer het vuile werk: mest rijden, stallen schoonmaken enz. (L 322). Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht, algemeen" (1.3.12). [N M, 1a; monogr.] I-6
paars, violet paars: met lengteteken op de a  pärs (Leunen) paars [SGV (1914)] III-4-4
paasavond paasavond: poaschoavend (Leunen) paaschavond [SGV (1914)] III-3-3
pachtboer pachtboer: pāxtbūr (Leunen) Halfer e.d. vanwege de helft, die de pachter van de oogst kon behouden. [S 27; Wi 2; monogr.; add. uit A 10, 2bI] I-6
pachten pachten: pāxtǝ (Leunen) [S 27; monogr.] I-6
pachtersvrouw pachtboerin: pāxtburen (Leunen) [S 27, Wi 2; monogr.] I-6
pad pad: ped (Leunen, ... ) pad (dier) [SGV (1914)] III-4-2
pad, paadje pad, paadje: ped, pedde (Leunen), pedje (Leunen) pad, paden (mv.) [SGV (1914)] || steegje; Hoe noemt men een smal - tussen de huizen? [DC 31 (1959)] III-3-1