33381 |
paardestal |
paardsstal:
pę ̞rts[stal] (L211p Leunen)
|
De stal of ruimte waar het paard of de paarden staan. Het woordtype voerderij voor voergang in de paardestal kan wel uitbreidend gebezigd worden voor de paardestal in zijn geheel. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). (Paardsstal)-varianten waarvan het (stal)-gedeelte een kleurloze vocaal vertoont, zijn voluit en fonetisch genoteerd, omdat deze tweede component als simplex niet voorkomt met een kleurloze vocaal. Zie de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5, 105e; A 10, 9c; L 38, 26; Wi 18; S 50; monogr.; add. uit N 5A, 59 en 73a]
I-6
|
29636 |
paardetuig |
getuig:
gǝtyx (L211p Leunen)
|
De naam voor het paardetuig in het algemeen. [JG 1a, 1b; N 13, 80; monogr.]
I-10
|
33339 |
paardsknecht, eerste knecht |
grote knecht:
gruǝtǝ [knecht] (L211p Leunen),
paardsknecht:
pɛrts[knecht] (L211p Leunen)
|
Bij grote bedrijven was er vaak een eerste en een tweede paardsknecht; de eerste ploegde, egde, enz.; de tweede deed meer het vuile werk: mest rijden, stallen schoonmaken enz. (L 322). Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht, algemeen" (1.3.12). [N M, 1a; monogr.]
I-6
|
25037 |
paars, violet |
paars:
met lengteteken op de a
pärs (L211p Leunen)
|
paars [SGV (1914)]
III-4-4
|
23325 |
paasavond |
paasavond:
poaschoavend (L211p Leunen)
|
paaschavond [SGV (1914)]
III-3-3
|
33333 |
pachtboer |
pachtboer:
pāxtbūr (L211p Leunen)
|
Halfer e.d. vanwege de helft, die de pachter van de oogst kon behouden. [S 27; Wi 2; monogr.; add. uit A 10, 2bI]
I-6
|
21690 |
pachten |
pachten:
pāxtǝ (L211p Leunen)
|
[S 27; monogr.]
I-6
|
33334 |
pachtersvrouw |
pachtboerin:
pāxtburen (L211p Leunen)
|
[S 27, Wi 2; monogr.]
I-6
|
24362 |
pad |
pad:
ped (L211p Leunen, ...
L211p Leunen)
|
pad (dier) [SGV (1914)]
III-4-2
|
21261 |
pad, paadje |
pad, paadje:
ped, pedde (L211p Leunen),
pedje (L211p Leunen)
|
pad, paden (mv.) [SGV (1914)] || steegje; Hoe noemt men een smal - tussen de huizen? [DC 31 (1959)]
III-3-1
|