25421 |
pezen blootleggen |
pezen uithalen:
pēzǝn ythālǝn (L211p Leunen)
|
Men maakt een snede achter de achillespees, waardoor deze bloot komt te liggen. Door het door de snede ontstane gat steekt men meestal een balkje, vaak voorzien van inkepingen. waarin dan de pezen worden geschoven, zodat deze niet weg kunnen schuiven. Zo wordt voorkomen dat het dier "dichtklapt". [N 28, 62; monogr.]
II-1
|
21734 |
pezerik |
pezerik:
pēzǝrek (L211p Leunen),
pēzǝrǝk (L211p Leunen),
zagenwetter:
zagenwetter (L211p Leunen)
|
De uitgesneden roede of zaadstreng van een mannelijk varken na het slachten. Veelal gebruikt men deze zaadstreng om er de zaag of schaaf mee in te smeren. Ook werkschoenen vet men ermee in. ''s Winters wordt hij als voer aan de vogels, vooral de mezen, gegeven, soms ook met de bedoeling om de vogels te vangen. [N 28, 71; N 28, 72; monogr.] || De uitgesneden roede van het varken die gebruikt wordt om het zaagblad te smeren, bijvoorbeeld wanneer door nat hout gezaagd moet worden. Zie ook afb. 28. [N 50, 39b; N 53, 27; monogr.]
II-1, II-12
|
24224 |
piepen |
piepen:
piǝpǝ (L211p Leunen)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een jonge kip. [N 19, 48; monogr.]
I-12
|
17991 |
pijn |
pijn:
pien (L211p Leunen),
wee:
wiə (L211p Leunen)
|
mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
20799 |
pijp |
doorroker:
pijp met een geglazuurde kop waarop langzaam door verwarming, een figuur of spreuk zichtbaar wordt
durroeëker (L211p Leunen),
neuswarmer:
neuswaermer (L211p Leunen),
pijp:
Smokte gaer n pi‰p Dén lummel kriegt nog n zwaor pi‰pte roeëke De laeste pi‰p gesmókt hebbe: doodgaan Ik zie vandaag gén pi‰p tebák werd: ik ben vandaag helemaal niet fit Nòw göt mij de pi‰p uut: Nu snap ik er niets meer van Zien pi‰p in de tés halde: zn beurt afwachten en dan zn kans grijpen
piēp (L211p Leunen),
tabakspijp:
tebákspiēp (L211p Leunen)
|
doorroker || pijp || pijp met gebogen korte steel || tabakspijp
III-2-3
|
19843 |
pijpenrek |
pijpenrekje:
piēperékske (L211p Leunen, ...
L211p Leunen)
|
pijpenrekje || wandplankje waarin pijpen kunnen hangen
III-2-1
|
20876 |
pijpensteel |
pijpensteel:
Net zó vet as enne pi‰pesteel zien: mager zijn
piēpesteel (L211p Leunen)
|
pijpesteel
III-2-3
|
24553 |
pijpenstrootje |
pijpenspier:
piēpespier (L211p Leunen),
smele:
gebruikt om pijpestelen schoon te maken
smeel (L211p Leunen)
|
buntgrashalm || smele, buntgrashalm
III-4-3
|
26230 |
pin |
pin:
pen (L211p Leunen)
|
De ijzeren pin aan het achtereinde van de molenas in windmolens. Zie afb. 48. Zie ook het lemma ɛtapɛ. Het betreft daar het uiteinde van de molenboom in watermolens.' [N O, 10s]
II-3
|
20811 |
pinda |
olienootje:
òllienutje (L211p Leunen)
|
pinda
III-2-3
|