e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pompoen pronkappel: proonkáppel (Leunen) pompoen I-7
pompzwengel pompenzwengel: pōmpǝzweŋǝl (Leunen) Een met de hand te bedienen hefboom die door middel van de zuigerstang de pompzuiger op en neer doet bewegen. Zie ook afb. 240. Met het woord ɛijzerwerkɛ (izarwerak) werd in L 423 het geheel van alle metalen onderdelen aangeduid die nodig waren om de zuiger in beweging te brengen. Het ijzerwerk bestond behalve uit de pompzwengel ook uit de ɛstoelɛ (sto:l), de ondersteuning van het scharnierpunt van de pompzwengel, en de passant (pasant), een uit twee metalen plaatjes vervaardigd overgangsstuk dat de scharnierende verbinding vormde tussen de pompzwengel en de zuigerstang. Het hele ijzerwerk was gemonteerd op een houtenplank, de pompenplank (pompzplayk).' [N 64, 133n; N 66, 49n; monogr.] II-11
ponder ponder: punder (Leunen) Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)] III-3-1
pook kachelhaakje: káchelhökske (Leunen), pook: poeëk (Leunen), rakelijzer: raokeliēzer (Leunen), rōͅkəlīzər (Leunen) kachelpook || kachelpookje || pook [SGV (1914)] III-2-1
poosje, tijd stoot: Vb. dat duurt nog enne stoeët, vurdat wij vertrekke.  stoeët (Leunen) poosje, tijd III-4-4
pootgoed, pootaardappelen pootaardappelen: pōt[aardappelen] (Leunen) Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22] I-5
pootjesblaas voetblaas: vutblǭs (Leunen) De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b] I-11
pop, vrouwelijke zangvogel pop: pòp (Leunen), popje: pupke (Leunen) vrouwelijk vogeltje || vrouwtjesvogel III-4-1
populier (alg.) populier: popelier (Leunen) populier [SGV (1914)] III-4-3
porringpunt porring: pǫreŋ (Leunen) Het middelpunt van de cirkel waarvan een te metselen boog een segment is. In het 'porringpunt' wordt de porringdraad vastgehecht. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Porringdraad'. [N 32, 17e; monogr.] II-9