33572 |
pompoen |
pronkappel:
proonkáppel (L211p Leunen)
|
pompoen
I-7
|
31639 |
pompzwengel |
pompenzwengel:
pōmpǝzweŋǝl (L211p Leunen)
|
Een met de hand te bedienen hefboom die door middel van de zuigerstang de pompzuiger op en neer doet bewegen. Zie ook afb. 240. Met het woord ɛijzerwerkɛ (izarwerak) werd in L 423 het geheel van alle metalen onderdelen aangeduid die nodig waren om de zuiger in beweging te brengen. Het ijzerwerk bestond behalve uit de pompzwengel ook uit de ɛstoelɛ (sto:l), de ondersteuning van het scharnierpunt van de pompzwengel, en de passant (pasant), een uit twee metalen plaatjes vervaardigd overgangsstuk dat de scharnierende verbinding vormde tussen de pompzwengel en de zuigerstang. Het hele ijzerwerk was gemonteerd op een houtenplank, de pompenplank (pompzplayk).' [N 64, 133n; N 66, 49n; monogr.]
II-11
|
21536 |
ponder |
ponder:
punder (L211p Leunen)
|
Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
19474 |
pook |
kachelhaakje:
káchelhökske (L211p Leunen),
pook:
poeëk (L211p Leunen),
rakelijzer:
raokeliēzer (L211p Leunen),
rōͅkəlīzər (L211p Leunen)
|
kachelpook || kachelpookje || pook [SGV (1914)]
III-2-1
|
24904 |
poosje, tijd |
stoot:
Vb. dat duurt nog enne stoeët, vurdat wij vertrekke.
stoeët (L211p Leunen)
|
poosje, tijd
III-4-4
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
pootaardappelen:
pōt[aardappelen] (L211p Leunen)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
34174 |
pootjesblaas |
voetblaas:
vutblǭs (L211p Leunen)
|
De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b]
I-11
|
24226 |
pop, vrouwelijke zangvogel |
pop:
pòp (L211p Leunen),
popje:
pupke (L211p Leunen)
|
vrouwelijk vogeltje || vrouwtjesvogel
III-4-1
|
24490 |
populier (alg.) |
populier:
popelier (L211p Leunen)
|
populier [SGV (1914)]
III-4-3
|
30121 |
porringpunt |
porring:
pǫreŋ (L211p Leunen)
|
Het middelpunt van de cirkel waarvan een te metselen boog een segment is. In het 'porringpunt' wordt de porringdraad vastgehecht. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Porringdraad'. [N 32, 17e; monogr.]
II-9
|