25014 |
punt, stip |
punt:
punt (L211p Leunen, ...
L211p Leunen)
|
punt [SGV (1914)]
III-4-4
|
29959 |
punthamertje |
spitshamertje:
spetshē̜mǝrkǝ (L211p Leunen)
|
Hamertje waarmee men gaatjes in een tegel kan slaan. De kop van het hamertje heeft daartoe doorgaans een kegelvormig, spits toelopend uiteinde. In Q 98 werd voor het maken van gaatjes in een tegel een 'boortje' ('bø̄rkǝ') gebruikt. [N 32, 42c]
II-9
|
30086 |
put |
duts:
døts (L211p Leunen)
|
Terugwijkend gedeelte van het metselwerk van een muur. [N 31, 47a]
II-9
|
33635 |
putemmer |
putemmer:
pøteͅmər (L211p Leunen)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
33624 |
putgalg |
putmik:
putmik (L211p Leunen)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
33633 |
puthaak |
putstaak:
pøtstāk (L211p Leunen)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
33623 |
putzwengel |
putwip:
pøtwep (L211p Leunen),
wip:
wep (L211p Leunen)
|
[N 12 (1961)] [SGV (1914)]
I-7
|
19079 |
raad |
raad:
raod (L211p Leunen),
road (L211p Leunen)
|
raad [SGV (1914)] || raad, hulp, steun
III-1-4
|
27904 |
raam |
raam:
rām (L211p Leunen)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
20801 |
raapstelenstamppot |
stelenmoes:
stelemoes (L211p Leunen)
|
stamppot van raapstelen
III-2-3
|