id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
26195 | roedeketting | ketting: ketting (Leunen) | Ketting waarmee men de roeden aan de kruipalen kan vastzetten. In l 318 en l 321 was de ketting voorzien van een haak. [N O, 6a] II-3 |
26162 | roedewiggen | zijspieën/-spijen: zijspieën/-spijen (Leunen) | De houten wiggen waarmee de roeden vooraan of opzij in de askop worden vastgezet. [N O, 3a; A 42A, 76] II-3 |
26196 | roegewant | gevlucht: gǝvløxt (Leunen) | De twee roeden met de vier einden met toebehoren. In l 320a maakte men onderscheid tussen een lang (laŋk) en een kort (kǫrt) gevlucht. [N O, 6c; Sche 29; A 42A, add.; A 42A, 65 add.; A 42A, 62 add.] II-3 |
24235 | roek | roek: corvus frugilegus roēk (Leunen) | roek III-4-1 |
34546 | roep- en lokwoord voor de eend | wiele, wiele, wiel: wilǝ, wilǝ, wil (Leunen), wiele, wiele, wiele: wilǝ, wilǝ, wilǝ (Leunen) | [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12 |
34528 | roep- en lokwoord voor de kip | kip, kip: kip, kip (Leunen), tuut, tuut: tyt, tyt (Leunen), tuut, tuut, tuut: tȳt, tȳt, tȳt (Leunen) | Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12 |
34218 | roep- en lokwoord voor de koe | kom maar: kǫm mar (Leunen) | Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r] I-11 |
34379 | roep- en lokwoord voor een big | kier: kir (Leunen), kier, kier: kir, kir (Leunen) | Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.] I-12 |
34529 | roep- en lokwoord voor het kuiken | kip, kip, kip: kip, kip, kip (Leunen) | [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12 |
34377 | roep- en lokwoord voor het varken | kuus: kus (Leunen), kys (Leunen), kuus, kuus, kuus: kūs, kūs, kūs (Leunen) | In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12 |