20846 |
rozijn |
pruimpje:
pruumkes (L211p Leunen),
rozijn:
rezien (L211p Leunen)
|
rozijn, gedroogde druif met pit || verzamelnaam voor krenten en rozijnen
III-2-3
|
20851 |
rozijnenbrood |
krentenweg:
kreentewég (L211p Leunen),
pruimpjesweg:
enne bòttrám van pruumkesweg
pruumkesweg (L211p Leunen),
rozijnenweg:
rezieneweg (L211p Leunen)
|
krenten en/of rozijnenbrood || rozijnenbrood
III-2-3
|
17767 |
rug |
rug:
rug (L211p Leunen),
røg (L211p Leunen)
|
rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
røx (L211p Leunen)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
33198 |
rug, aangeaard stuk |
rug:
røx (L211p Leunen)
|
De verhoogde rug of wal die ontstaat bij het aanaarden van de aardappelen. Bij holvoor(de) heeft betekenisoverdracht plaatsgevonden; het is eigenlijk de open voor naast de rug. [N 12, 27; monogr.]
I-5
|
24240 |
rui |
geruizel:
gerūzel (L211p Leunen)
|
uitvallen v veren, ruien
III-4-1
|
32578 |
ruige mest |
stromest:
strø̜i̯[mest] (L211p Leunen)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|
33750 |
ruin |
ruin:
ryn (L211p Leunen)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
rute oas (L211p Leunen)
|
Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|
25148 |
rukwind |
steekwind:
stęǝkwint (L211p Leunen),
windstoot:
wiendstoeët (L211p Leunen)
|
Een ongelijke, stotende wind. [N O, 9e] || windstoot, plotseling heftige wind
II-3, III-4-4
|