21244 |
schip |
schip:
schip (L211p Leunen)
|
schip [SGV (1914)]
III-3-1
|
32855 |
schitbossen |
schijtelbossen:
sxītǝlbø̜s (L211p Leunen)
|
Bossen van welig opschietend gras in de weide, op plaatsen waar koedrek heeft gelegen. De koeien laten deze bossen vaak staan; ze worden dan later in het seizoen afgemaaid. Overal is het meervoud opgenomen; behalve waar uitdrukkelijk anderszins aangegeven. [N 14, 85; N 14, 123 add.; monogr.]
I-3
|
26502 |
schoen |
schoen:
sxuǝn (L211p Leunen),
schoentje:
sxyntjǝ (L211p Leunen)
|
Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19]
II-3
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
schōēn (L211p Leunen)
|
schoen [SGV (1914)]
III-1-3
|
26503 |
schoenarm |
aflegger:
aflęgǝr (L211p Leunen),
oplegger:
oplęgǝr (L211p Leunen),
tikker:
tikker (L211p Leunen)
|
De vooruitstekende arm aan het schoen die tegen de klapspaan aan het staakijzer slaat. Zie ook de toelichtingen bij de lemmata ɛschoenɛ en ɛspeelman, klapspaanɛ. In l 265 was de schoenarm van ijzer.' [N O, 19k; A 42A, 19]
II-3
|
18466 |
schoenborstel |
schoenborstel:
schoēnbaorsel (L211p Leunen, ...
L211p Leunen),
wiksborstel:
wiksb(a)ors(t)el (L211p Leunen, ...
L211p Leunen)
|
schoenborstel
III-1-3, III-2-1
|
18303 |
schoenen (mv.) |
schoenen (mv.):
schōēn (L211p Leunen)
|
schoenen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
18465 |
schoenen poetsen |
wiksen:
Ge mòt òw goej scho‰n nog wikse: je moet je zondagse schoenen nog insmeren
wikse (L211p Leunen, ...
L211p Leunen)
|
met schoensmeer insmeren
III-1-3, III-2-1
|
18394 |
schoensmeer |
wiks:
wiks (L211p Leunen, ...
L211p Leunen)
|
schoensmeer
III-1-3, III-2-1
|
19919 |
schoffel |
schoffel:
sxufǝl (L211p Leunen)
|
Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7]
I-5
|