e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bladrozet van de paardebloem plat: konijnevoer  platte (Leunen) paardebloemblad III-4-3
bladvorm nnervig: ieënnaerveg (Leunen) hoofdnerf ve blad III-4-3
blaffen blaffen: blaffe (Leunen) blaffen [SGV (1914)] III-2-1
blaker blaker: blaoker (Leunen, ... ) blaker || kaarshouder III-2-1
blaren blaren: blø̜̄rǝ (Leunen) Het verschijnsel waarbij een verflaag plaatselijk van de ondergrond loslaat en er zwellingen ontstaan. Het blaren kan verschillende oorzaken hebben. De voornaamste zijn: vocht in het geschilderde materiaal en slechte hechting van de verflaag aan het materiaal. [L 32, 78; monogr.] II-9
blaten bleren: blē̜rǝ (Leunen) Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.] I-12
blauw slachten niet goed het vel afgedaan: nī gut ǝt vɛl āfgǝdǭn (Leunen) Als de huid van het rund niet zorgvuldig wordt losgesneden, blijft er soms vet aan vastzitten, waardoor de blauwachtig gekleurde bovenlaag van het vlees dat op het rund blijft kleven, bloot komt te liggen. Omdat gevraagd was naar een uitdrukking voor dit "blauw slachten", komen er verschillende grammaticale categorieën voor in dit lemma. [N 28, 54] II-1
blauwe bosbes moelbeer: moelbaer (Leunen), walbeer: walbêr (Leunen) bosbes, blauwe — || boschbes [SGV (1914)] III-4-3
blauwe reiger, reiger reiger: reiger (Leunen) reiger [SGV (1914)] III-4-1
blauwe vleesvlieg, bromvlieg aasvlieg: aosvliēg (Leunen), madenschijter: maajeschieter (Leunen) vleesvlieg || vleesvlieg, dikke bromvlieg III-4-2