20757 |
stamppot met stokvis |
pratmoes:
pratmoes (L211p Leunen)
|
soort stamppot
III-2-3
|
20914 |
stamppot spruiten |
spruitenmoes:
sprutemoes (L211p Leunen)
|
stamppot van spruiten
III-2-3
|
20918 |
stamppot witte kool |
witmoes:
witmoes (L211p Leunen)
|
(stamppot van) gekookte witte kool
III-2-3
|
25936 |
stand voor het midden |
rouwstand:
rouwstand (L211p Leunen)
|
De stand waarbij de rechtstaande roede net vōōr het midden is. De bovenste wiek bevindt zich dan rechts van een denkbeeldige, verticale lijn. Zie ook afb. 4. Invullers uit K 357, l 330 en P 51 kenden voor deze stand geen specifieke naam. In de drie plaatsen was de betekenis echter: ø̄sterfgeval in de familieø̄. Achter de plaatscode is tussen ronde haken opgenomen wat de stand vōōr het midden in de betreffende plaats betekende. [N O, 8d; N O, 8c; N O, 8f]
II-3
|
25960 |
standerdmolen |
standaardmolen:
standārt[molen] (L211p Leunen)
|
Vierkante, houten windmolen die om een zware verticale spil kan draaien. Zie afb. 6 en 13. Het woordtype gesloten standerdmolen (l 330) verwijst naar een standerdmolen waarbij het onderstel met planken is afgedekt waardoor een bergruimte ontstaat. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32a; A 42A, 52; Sche 3; A 42A, 93]
II-3
|
26273 |
staven |
staven:
stāvǝ (L211p Leunen)
|
De spijlen van het rondsel of van de wieg in zowel de water- als de windmolen. Zie ook afb. 58. In de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied was het rondsel vervangen door een, vaak metalen, kamrad. De benamingen voor de kammen van dit soort raderen zijn geplaatst in het lemma ɛkammenɛ.' [N O, 14b; N O, 50f; Vds 92; Jan 103; Coe 83]
II-3
|
21260 |
steeg, steegje |
steeg, steegje:
steeg (L211p Leunen),
steegje (L211p Leunen)
|
steeg [SGV (1914)] || steegje [SGV (1914)]
III-3-1
|
17821 |
steek |
steek:
steek (L211p Leunen)
|
steek [SGV (1914)]
III-1-2
|
27329 |
steel |
zweepstok:
zweepstok (L211p Leunen)
|
Het doorgaans houten deel van de zweep dat de voerman in de hand houdt en waaraan het zweepsnoer (cf. lemma Snoer) bevestigd is. [N 13, 95a; monogr.]
I-10
|
26746 |
steel van de heizicht |
steel:
steel (L211p Leunen)
|
[N 18, 77b; I, 26g]
II-4
|