e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stier stier: stīr (Leunen), var: var (Leunen) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijfkop warskop: wérskop (Leunen), warslap: wérsláp (Leunen) koppig persoon, stijfkop || stijfkop, dwarsdrijver III-1-4
stijfsel stijf: As ge teveul sti‰f gebruukt, wert de wes te sti‰f: als je teveel stijfsel gebruikt, wordt de was te stijf  stiēf (Leunen), stijfsel: stiēfsel (Leunen) stijfsel III-2-1
stijl deurstijl: dø̄rstil (Leunen), post: rāmpǭst (Leunen), raampost: rāmpǭst (Leunen) Het verticale deel van een kozijn waaraan de deur of het raam zijn opgehangen of waartegen deze aanslaan. Kozijnstijlen waren vroeger doorgaans van grenehout, tegenwoordig zijn zij ook van hardhout, metaal of kunststof. [N 55, 7a; monogr.] II-9
stobbe poest: pust (Leunen), stobbe: stub (Leunen) Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.] II-12
stoel stoel: stūl (Leunen), Enne goeje sto‰l getroffe hebbe: lang wegblijven Vur stuËl en baenk praote: voor een lege zaal/ voor een minimum gehoor spreken  stoēl (Leunen), zit: Is \'r genne zit mèr  zit (Leunen) stoel [SGV (1914)] III-2-1
stoep stoep: stoep (Leunen) stoep [SGV (1914)] III-3-1
stoep, trottoir stoep: stoep (Leunen) stoep [SGV (1914)] III-2-1
stof stof: stŏŏf (Leunen), stóf (Leunen) stof [DC 23 (1953)], [SGV (1914)] III-2-1
stof afdoen schoonmaken: schónmake (Leunen) ontdoen van stof/ongeregeldheden III-2-1