20644 |
verschalen |
verschalen:
Al t âld bi‰r verschált âlt
verschaole (L211p Leunen)
|
verschalen van bier
III-2-3
|
22709 |
verschillende knikkerspelen |
mikken:
bij het mikken gebruikte men de vingers van de rechterhand gestrekt en aaneengesloten> In de laagte tussen de vingers legde men de hilten, waardoor er een veel grotere kans was om 2, 4 of 6 hilten in de lots te laten vallen. Mikken werd met hooguit 8 hilten gespeeld
mikke (L211p Leunen)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
34233 |
verse koe |
verse:
vǫrsǝ (L211p Leunen)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|
25937 |
versieren |
optuigen:
ǫptygǝ (L211p Leunen)
|
De molen bij feestelijke gelegenheden uitvoerig versieren. In l 432 werden de roeden dan in een overhoekse stand geplaatst. In l 318 en l 321 werd de molen bij processies en openbare feesten versierd. Zie ook afb. 5. [N O, 8g]
II-3
|
25344 |
verslachten |
afslachten:
āfslaxtǝn (L211p Leunen)
|
Verminderen in gewicht van het vlees ten gevolge van het slachten. [N 28, 97]
II-1
|
25828 |
versnijden |
versnijden:
vǝrsnęjǝ (L211p Leunen)
|
Slecht meel bij beetjes door het graan malen. [N O, 36b]
II-3
|
32918 |
verspreid gras |
sprei:
spręi̯ (L211p Leunen)
|
Het resultaat van de handeling uit het voorgaande lemma: het gemaaide gras dat gelijkmatig op het veld ligt te drogen. [N 14, 98]
I-3
|
18797 |
verstand |
verstand:
verstând (L211p Leunen)
|
verstand, rede
III-1-4
|
19179 |
verstandig |
verstandig:
verstendeg (L211p Leunen),
verstendig (L211p Leunen)
|
verstandig [SGV (1914)]
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
tand van verstand:
ta:nt van versta.nt (L211p Leunen)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|