19766 |
vetkaars |
vetkaars:
vetkérs (L211p Leunen)
|
vetkaars
III-2-1
|
34071 |
vetkoe |
mestkoe:
mɛst[koe] (L211p Leunen)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (L211p Leunen)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
26487 |
viertakrijn |
viertaksrijn:
virtaksrī.n (L211p Leunen)
|
Rijn met vier rijntakken. [N O, 15d; A 42A, 21; Vds 132; Coe 101; N O, 15b; N O, 15c]
II-3
|
20574 |
vieruursboterham |
koffietijd:
koffietied (L211p Leunen),
ca 10.30 of ca 16.00 uur
koffietied (L211p Leunen),
vieruurse koffie, de -:
in de winter valt bij de boeren de 4uur koffie uit
vier-uresche koffie (L211p Leunen),
valt bij de boeren in de winter uit
vier-uresche koffie (L211p Leunen)
|
de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] || koffietijd || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
20894 |
vijg |
vijg:
viēg (L211p Leunen)
|
vijg
III-2-3
|
25354 |
vijl |
vijl:
vil (L211p Leunen)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-12
|
24961 |
vijver |
vijver:
vīvǝr (L211p Leunen)
|
Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.]
I-8
|
30793 |
vilder |
vilder:
veldǝr (L211p Leunen)
|
Iemand die het villen van dood vee en paarden als beroep uitoefent. [S 40; monogr.]
II-10
|
30794 |
villen |
villen:
velǝ (L211p Leunen)
|
Vee de huid afstropen, van het vel ontdoen. [monogr.]
II-10
|