e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dennenwortel pinwortel: pinwortel (Leunen) penvormige wortel van een denneboom [N 27 (1965)] III-4-3
dessert achterna: axtərnōͅ (Leunen) toetje, dessert III-2-3
deugen deugen: deuge (Leunen) deugen, geschikt zijn, goed zijn best doen III-1-4
deugniet deugeniet: deugeniet (Leunen), deugeniks: deugeniks (Leunen), deugniet: deugniet (Leunen), onnut: ònnut (Leunen), strabander: cf. Weijnen Etymologisch Dialectwoordenboek, p. 197, s.v. "strabender"(bengel, vlegel). Afl. "strabant  strabanter (Leunen) deugniet [SGV (1914)] || deugniet, rakker || ondeugend kind III-1-4
deur deur: deur (Leunen), dø̄r (Leunen), plank: Smiet die plaank ien \'t gat:maak de deur dicht plank. Daor is de waereld mit plaenk toewgenaegeld: Dat is een armzalig gehucht  plaank (Leunen) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]deur [SGV (1914)] II-9, III-2-1
deurklopper deurklopper: voorloper van de bel  deurklöpper (Leunen), klopper: klöpper (Leunen, ... ) klopper op de deur || klopwerktuig III-2-1
deurknop, deurklink klink: kleenk (Leunen) klink III-2-1
diarree aan de/het schijt: an dǝ sxit (Leunen) Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] I-11
dief dief: dīēf (Leunen) dief [SGV (1914)] III-3-1
dienblad theeblad: thieëblad (Leunen) presenteerblad bij het theedrinken III-2-1